Operation Manual

Voor het uitschakelen van de functie is het voldoen-
de om de draaiknop voor de temperatuur naar
links te draaien en de gewenste temperatuur in te
stellen.
Functie LO (maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de tempe-
ratuur naar links wordt gedraaid, voorbij de mini-
male waarde (16 °C). Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de
passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door
de functie MONO te selecteren).
Deze functie kan worden ingeschakeld als u de
lucht in het interieur zo snel mogelijk wilt koelen,
waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de
mogelijkheden van het systeem. Deze functie scha-
kelt de luchtrecirculatie en de aircocompressor in,
terwijl de luchtverdeling en de snelheid van de aan-
jager worden ingesteld op basis van de omgevings-
omstandigheden. Als deze functie is ingeschakeld
zijn alle handmatige instellingen toegestaan.
Voor het uitschakelen van de functie is het voldoen-
de om de draaiknop voor de temperatuur naar
rechts te draaien en de gewenste temperatuur in te
stellen.
Knoppen voor de instellingen van de luchtver-
deling voor I-M
Als u op een van de knoppen drukt, kunt u hand-
matig voor de linker- en de rechterzijde in het inte-
rieur een van de vijf instellingen voor de luchtver-
deling kiezen:
Lucht uit de luchtroosters van de voorruit en
zijruiten voor voor ontdooiing/ontwaseming
van de voorruit en de zijruiten voor.
˙
Lucht uit de uitstroomopeningen in het midden
en aan de zijkant van het dashboard voor een
koele luchtstroom op het lichaam en het gezicht
bij warm weer.
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte
voor en achter. Met deze luchtverdeling kan zo
snel mogelijk de lucht in het interieur worden
verwarmd, omdat warme lucht opstijgt. Dit
geeft snel een warm gevoel.
˙
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte
(warmere lucht) en de uitstroomopeningen in
het midden en aan de zijkant van het dash-
board (koelere lucht). Deze luchtverdeling is
zeer bruikbaar in het voor- en najaar bij zonne-
straling.
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte
voor en achter en de luchtroosters voor ontwa-
seming/ontdooiing van de voorruit en zijruiten
voor. Deze luchtverdeling zorgt voor een goede
76
VEILIGHEID
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING