Operation Manual

172
lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de
betreff ende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. De
nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren –
bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de
afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de
ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de
uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het
objectief registreert minder van het motief. Bovendien zijn de
verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten
gevolge van de grotere uittrekking ook groter. In het midden van het
zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat helderder is
dan het omliggende beeldveld. Wanneer de belichtingsmeter is
ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de
belichtingsmeter, resp. het LED-fl itssymbool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de fl itsmodus
staat in de betreff ende gedeelten op pagina's 174/ 179.
A
B
Alle opnames en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50mm
A
Lichtkader
B
Werkelijke beeldveld
Instelling op 0,7m: De sensor registreert ca. één kaderbreedte minder.
Instelling op 2m: De sensor registreert precies het beeldveld dat door
de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond.
Instelling op oneindig: De sensor detecteert ongeveer 1, ofwel 4 (verticaal of
horizontaal) kaderbreedte(n) meer.