Operation Manual

OSD-Menu
11
Beschrijving
2. BEELD menu
Beeldmodus: Kies uit Standaard, Dynamisch, Gebruiker en Mild.
Opmerking: Contrast, Helderheid, Kleur en Scherpheid zijn enkel beschikbaar en aanpasbaar in
de optie Gebruikersmodus in de Beeldmodusinstellingen.
Contrast: Regelt het verschil tussen de helderste en de donkerste delen van het beeld.
Helderheid: Regelt de algemene helderheid van het beeld.
Kleur: Regelt de kleur.
Scherpheid: Verhoog deze instelling om het beeld te voorzien van scherpe randen; en verlaag de
instelling voor zachte randen.
Tint: Regelt de tint (enkel in de NTSC modus).
Kleurentemperatuur: Kies uit Medium, Koel, Gebruiker en Warm.
Opmerking: Rood, Groen en Blauw zijn enkel beschikbaar in de Kleurentemperatuurmodus in
de PC- en VGA-modussen.
Rood: Regelt de roodheid van he beeld.
Groen: Regelt de groenheid van het beeld.
Blauw: Regelt de blauwheid van het beeld.
Aspectenverhouding: Kies uit 4:3, 16:9, Zoomen1, Zoomen2, Enkel Scannen en Panorama.
Opmerking: U kan de aspectenverhoudingmodussen selecteren naargelang de invoerbron.
Ruisvermindering: Kies een storingsmodus uit Uit, Laag, Medium, Hoog en Standaard.
Scherm (enkel in de PC-modus): Druk op de OK knop om het submenu te openen, waar u de
Horizontale/Vertikale positie, Grootte of Phase van het beeld kan aanpassen.