Operation Manual

Onderdeel Functie
11 Papierlade Papier in de printer plaatsen.
12 Papieruitvoerlade Het papier opvangen dat wordt uitgevoerd.
3
4
6
5
7
8
1
2
9
Onderdeel Functie
1 Scannereenheid Toegang krijgen tot de inktcartridges.
2 Toegang tot de inktcartridges Inktcartridges installeren, vervangen of verwijderen.
3 Ethernet-poort De printer aansluiten op een computer, een lokaal netwerk of een externe DSL-
verbindingen of een kabelmodem.
4 USB-poort De printer rechtstreeks aansluiten op de computer met een USB-kabel.
Let op—Kans op beschadiging: raak het aangegeven gedeelte niet aan, tenzij u een
USB- of installatiekabel aansluit of losmaakt.
5 LINE-poort
LINE
De printer aansluiten op een actieve telefoonlijn (via een standaardwandaansluiting,
DSL-filter of VoIP-adapter) om faxen te verzenden en ontvangen.
6 EXT-poort
EXT
Extra apparaten (telefoon of antwoordapparaat) aansluiten op de printer en de
telefoonlijn. Gebruik deze poort als u geen aparte faxlijn hebt voor de printer en als
deze verbindingmethode wordt ondersteund in uw land of regio.
Opmerking: verwijder de afdekplug als u de poort wilt gebruiken.
7 Netvoedingsaansluiting De printer aansluiten op een voedingsbron via het netsnoer.
8 Duplexeenheid
Afdrukken op beide zijden van een vel papier.
Vastgelopen papier verwijderen.
Over de printer
11