Operation Manual

6
EN
FR
DE
NL
ES
IT
PT
GR
NO
SE
FI
DK
RU
2. CONTROLEER DE BRANDSTOF VAN DE
MOTOR (Zie Afb. 󱌰-,)
WAARSCHUWING
Vul nooit bij met brandstof terwijl u rookt of u in
de buurt bevindt van een open vuur of in
andere omstandigheden die brand kunnen
veroorzaken.
Controleer het brandstofpeil op de meter voor het
brandstofpeil. (Zie Afb.󱌰-)
Als het brandstofpeil laag is, dient te worden
bijgevuld met loodvrije benzine.
Plaats het brandstof lterscherm op de
brandstof lternek. (Zie Afb.󱌰-)
NIVEAU
DOP BRANDSTOFTANK
BRANDSTOFFILTERSCHERM
Brandstofhoeveelheid
tot het “NIVEAU” : (L)
EG241A . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12,8
EG321A, EG321AE . . . . . . . . . . . . . 12,8
EG441A, EG441AE . . . . . . . . . . . . . 12,8
EG601A, EG601AE . . . . . . . . . . . . . 22,0
EG671A, EG671AE . . . . . . . . . . . . . 22,0
WAARSCHUWING
Zorg er voor dat u alle waarschuwingen naleest
om brandgevaar te voorkomen.
Vul de tank niet wanneer de motor loopt of
heet is.
Sluit de brandstofkraan voordat de brandstof
wordt bijgevuld.
Let op dat er geen stof, vuil, water of andere
vreemde stoffen in de brandstof terecht komen.
Veeg gemorste brandstof goed af alvorens
de motor te starten.
Houdt open vuur uit de buurt.
3.
HET CONTROLEREN VAN COMPONENTEN
Controleer het onderstaande alvorens de motor te
starten:
Lekkage van brandstof uit de brandsto eiding, enz.
Zitten bouten en moeren vast?
Schade of breuk van onderdelen.
Of de generator niet op of tegen enige bedrading
rust.
4. CONTROLEER DE OMGEVING VAN DE
GENERATOR
WAARSCHUWING
Zorg er voor dat u alle waarschuwingen naleest, om
brandgevaar te voorkomen.
Houdt de omgeving vrij van brandbaar of ander
gevaarlijk materiaal.
Houdt de generator tenminste 1 meter verwijderd
van gebouwen of andere constructies.
Laat de generator slechts werken in een droge,
goed geventileerde omgeving.
Houdt de uitlaatpijp vrij van vreemde voorwerpen.
Houdt de generator weg van open vuur. Niet roken!
Plaats de generator op een vlakke en stabiele
ondergrond.
Blokkeer geen luchtkanalen van de generator met
papier of ander materiaal.
5. HET AARDEN VAN DE GENERATOR
Om de generator te aarden dient het aansluitpunt
voor het aarden van de generator verbonden te
worden met een aardepen die in de aarde wordt
gestoken of met een geleider die reeds geaard is.
(Zie Afb.󱌰-)
AARDEPEN
Als een dergelijke aardegeleider of -elektrode niet
voorhanden is, dient het aansluitpunt voor het
aarden van de generator verbonden te worden met
de aansluitklem voor het aarden van het gebruikte
elektrisch gereedschap of apparaat. (Zie Afb.󱌰-)
AARD-AANSLUITING
6.
INSTALLATIE VAN DE ACCU
(Zie Afb. 󱌰-
(Model met elektrische startmotor)
Aanbevolen accu
Type ; Loodzwavelzuuraccu
Capaciteit
(Ah/5hr) ; 12V-21AH of meer
Afmetingen ;
Minder dan 185(L) x 125(W) x 160(H) mm
AARDINGSKABEL (ZWART)
STARTKABEL (ROOD)
INSTELPLAAT
INSTELBOUT
ACCUPLAAT
ACCUFRAME #1
ACCUFRAME #2
BESCHERMPLAAT
BOUT
󱀓 MOER
EG671A_nl_GU6838.indd 6EG671A_nl_GU6838.indd 6 2010/01/04 11:41:232010/01/04 11:41:23