Operation Manual

11
NL
7. ONDERHOUDSSCHEMA
DAGELIJKS
ELKE 50 UUR
ELKE 100 UUR
ELKE 200 UUR
ELKE 500 UUR
ELKE 1000 UUR
(24 MAANDEN)
Controleer oliepeil.
Controleer alle onderdelen zoals beschreven in “CONTROLES VÓÓR
HET GEBRUIK”.
Was het luchtfilter. -vaker bij gebruik in een smerige of stoffige omgeving.
Controleer de bougie en maak deze zonodig schoon.
Ververs de motorolie. *-vaker bij gebruik in een smerige of stoffige
omgeving.
Stel de vonkbrug van de bougie af.
Maak de brandstofzeef schoon.
Vervang de bougie en het luchtfilter.
Maak de carburateur schoon en stel deze af, evenals de klepspeling, en
de klepzitting samen met de cilinderkop.
Kijk de onderdelen van het bedieningspaneel na.
Controleer de rotor en de starter.
Vervang het rubber van de motorophanging.
Reviseer de motor.
Vervang de brandstofleidingen.
NB (*)
De eerste keer dient u de olie na twintig (20) gebruiksuren te verversen. Daarna moet u de olie om de 100
uur verversen.
Kijk, voordat u de olie ververst, waar u de oude olie kunt laten.
Laat ze niet weglopen in het riool, in de grond of in open water.
In de lokale milieuvoorschriften vindt u gedetailleerd advies waar u de olie kunt laten.
G1700I nl_GU2566 08.7.8, 3:27 PM11