Operation Manual

5
NL
3. LICHTJE OLIESENSOR (Zie Afb.
22
22
2
-
ee
ee
e)
Als het peil van de motorolie onder de voorgeschreven
waarde komt, gaat het alarmlichtje branden en stopt
de motor automatisch. Als de machine stopt omdat er
te weinig olie in zit, kan hij niet meer worden gestart,
zelfs niet door aan de startknop te trekken (alleen het
alarmlichtje knippert). Vul in zo’n geval machineolie
bij tot de tuit van de olie-inlaat.
(Zie pagina 6 voor gedetailleerde informatie over het
bijvullen van olie.)
4. SCHAKELAAR AUTOMATISCHE
POWERSAVE (Zie Afb.
22
22
2
-
rr
rr
r)
Als de schakelaar op het teken “ ” ( ) staat, wordt
de motorsnelheid automatisch teruggebracht als er
geen elektriciteit wordt afgenomen, terwijl de
motorsnelheid automatisch wordt afgestemd op de
belasting als er wel elektriciteit wordt afgenomen.
Zet de schakelaar op het teken “
” ( ) als u de
generator zwaar belast, teneinde het elektrisch
vermogensniveau stabiel te houden.
Als u gelijkstroom gebruikt, zet de schakelaar dan in
de positie “
” (AF).
5. AANSLUITING WISSELSTROOM
Wisselstroom kunt u op dit stopcontact aansluiten.
Gebruik een geaarde driewegstekker zoals afgebeeld.
6. GELIJKSTROOMAANSLUITING
(Zie Afb.
22
22
2
-
tt
tt
t)
U heeft de beschikking over gelijkstroom voor het
opladen van een accu.
Rood is de positieve (+) pool.
Zwart is de negatieve (–) pool.
PAS OP
q TREKSTARTER
(HANDVAT)
w BEDIENINGSPANEEL
e ZIJPANEEL (L)
r LUCHTFILTER
t BRANDSTOF-
AFTAPSCHROEF
y DRAAGBEUGEL
u DEKSEL
TANKDOP
i UITLAAT
o AFTAPPLUG OLIE
!0 ZIJPANEEL (R)
!1 OLIEPEILSTOK
(OLIERESERVOIR)
!2 VONKBRUG
2. ONDERDELEN (Zie Afb.
11
11
1
)
NB
Zie illustraties op de achterkant van de voorzijde
of de achterzijde voor Afb.
11
11
1 tot
66
66
6 als dit in de
tekst wordt aangegeven.
Om de motor te starten, draait u de
knop naar dit teken. (De klep van de
choke is dicht.)
Houd de knop in deze stand nadat de
motor is gestart. (Als de motor warm
is, kan de motor gestart worden met
de knop in deze stand.)
Om de motor te stoppen, draait u de
knop naar dit teken.
(De brandstoftap is eveneens gesloten.)
CHOKE
DRAAIEN
STOPPEN
3.
BEDIENINGSELEMENTEN
EN INDICATOREN
(Zie Afb.
22
22
2
)
1.
AAN/UIT-SCHAKELAAR (Zie Afb.
22
22
2
-
qq
qq
q)
De aan/uit-schakelaar en het vergrendelingsmechanisme
tussen de brandstoftap en de choke werken soepel
met elkaar samen.
2. CONTROLELAMPJE en LICHTJE
OVERBELASTING (Zie Afb.
22
22
2
-
ww
ww
w)
Deze lampjes gaan branden onder de volgende
omstandigheden:
CONTROLELAMPJE (Groen)
----
Het lampje gaat branden
als de generator correct
werkt.
LICHTJE OVERBELASTING
----
Dit lampje gaat branden
(Rood)
bij overbelasting.
* De onderbreker zal worden geactiveerd als het
lampje gedurende 20 seconden 120% elektrische
kracht aangeeft, en dit zal leiden tot een nullast-
situatie.
* Als het lampje brandt, stop dan en start de motor
opnieuw om hem weer aan de praat te krijgen.
Het lampje knippert bij slechte
motorprestaties door een verstopte
vonkafleider. In dit geval moet u de
vonkafleider schoonmaken. (zie
“VONKENVANGER”)
PAS OP
Sluit niet meer dan twee apparaten
tegelijk aan op de generator.
Steek geen vreemde voorwerpen in het
stopcontact.
G1700I nl_GU2566 08.7.8, 3:27 PM5