Instructions

40 NEDERLANDS
De omkeerschakelaar bedienen
Fig.5: 1. Omkeerschakelaar
LET OP: Controleer altijd de draairichting
alvorens het gereedschap te starten.
LET OP: Verander de stand van de omkeer-
schakelaar alleen nadat het gereedschap volledig
tot stilstand is gekomen.


LET OP: Zet de omkeerschakelaar altijd in de
neutrale stand wanneer u het gereedschap niet
gebruikt.
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-

vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de neutrale
stand staat, kan de trekkerschakelaar niet worden
ingeknepen.
Snelheidskeuze
Fig.6: 1. Snelheidskeuzeknop
LET OP: Zet de snelheidskeuzeknop altijd
volledig in de juiste stand.

tussen de standen "1" en "2", kan het gereedschap

LET OP: Verander de instelling van de snel-
heidskeuzeknop niet terwijl het gereedschap
draait.
Stand van de
snelheids-
keuzeknop
Snelheid Koppel Toepassing
1 Laag Hoog 

2 Hoog Laag Lichte


gereedschap uit. Selecteer stand "2" voor een hoge
snelheid of stand "1" voor een lage snelheid met een
hoog koppel. Let op dat de snelheidskeuzeknop geheel


stand "2" sterk afneemt, zet u de knop in stand "1" en

De werkingsfunctie kiezen
LET OP: Zorg dat de ring precies staat inge-
steld op de gewenste functiemarkering. Als u het
gereedschap gebruikt met de ring halverwege
tussen de functiemarkeringen, kan het gereed-
schap beschadigd worden.
LET OP: Wanneer u de stand verandert van
" " naar een andere functie, kan het een beetje
moeilijk zijn om de werkingsfunctiekeuzering te
draaien. Schakel in dat geval het gereedschap in
gedurende een seconde in de stand " ", stop
daarna het gereedschap en draai de ring naar de
gewenste stand.
Fig.7: 1. Werkingsfunctiekeuzering 2. Instelring
3. Koppelaanduiding 4.
Dit gereedschap heeft drie werkingsfuncties.
Boorfunctie (alleen draaien)

Schroevendraaierfunctie (draaien met
koppeling)
Selecteer een functie die geschikt is voor uw


gereedschapshuis.
Het aandraaikoppel instellen
Fig.8: 1. Werkingsfunctiekeuzering 2. Instelring
3. Koppelaanduiding 4.

-
koppel kiest u 20.



Koppelaanduiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Kolomschroef M4 M5 M6
Houtschroef


naaldhout)
ɸ3,5 x 22 ɸ4,1 x 38
Hardhout

meranti)
ɸ3,5 x 22
ɸ4,1 x 38