User Manual

101
x
Let in het display van het flitsapparaat op de aanduiding
van de reikwijdte van de flits (zie 5.2).
5 Aanduidingen in het display
De camera’s geven de waarden van ISO, brandpunt-
safstand van het objectief (mm) en diafragma door
naar de flitser.
Deze past zijn vereiste instellingen automatisch
daaraan aan. Hij berekent uit die waarden en zijn
richtgetal de maximale reikwijdte van het flitslicht.
De flitsmodus en het bereik worden weergeven in
het display van de flitser.
Als de flitser wordt gebruikt zonder dat hij gegevens
van de camera heeft ontvangen, worden de op de
flitser ingestelde waarden aangegeven.
5.1 Aanduiding van de flitsfunctie
In het display wordt ingestelde flitsfunctie aangege-
ven. Daarbij zijn, afhankelijk van het type camera
verschillende voor de telkens ondersteunde TTL-
flitsfunctie (bijv. en ) en de
manual flitsfunctie en moge-
lijk (zie 7.4).
5.2 Aanduiding van de reikwijdte
Als de camera is voorzien van een objectief met
CPU, verschijnt in het display een aanduiding van
de reikwijdte.
Hiervoor moet een uitwisseling van gegevens tus-
sen camera en flitser plaats hebben gevonden,
bijvoorbeeld door het aantippen van de ontspan-
knop op de camera. De reikwijdte kan zowel in
meters (m) of in feet (ft) worden aangegeven (zie
14.2).
HSS
ETTLETTL
HSS
MM
Er verschijnt geen aanduiding van de reikwijdte. . .
- als de kop van de reflector uit zijn normale positie
(naar boven of zijwaarts) is gezwenkt,
- Wanneer de flitser in de REMOTE MASTER; REMO-
TE SLAVE, SERVO, of AUTO-flitsfunctie werkt.
5.2.1 Reikwijdte in E TTL-/ETTLHSS-flitsfunctie
In de TTL-flitsfuncties ( en ;
zie 7.2;7.5) wordt in het display de waarde voor de
de maximale reikwijdte van het flitslicht aangege-
ven.
De aangegeven waarde geldt voor een reflectie-
graad van het onderwerp van 25%, wat voor de
meeste opnamesituaties een correcte waarde is.
Grote afwijkingen van deze reflectiegraad, bij zeer
sterk of juist zeer zwak reflecterende onderwerpen
kunnen de reikwijdte van het flitslicht beïnvloeden.
Het onderwerp moet zich in een bereik van ongeveer 40%
tot 70% van de aangegeven waarde bevinden. De elektro-
nica heeft dan voldoende speelruimte voor een goede
belichting.
Om overbelichting te voorkomen mag de afstand tot
het onderwerp niet kleiner zijn dan 10% van het
maximale bereik.
Het aanpassen aan de betreffende opnamesituatie kan
bijv. door het veranderen van de diafragmaopening van
het objectief worden bereikt.
HSS
ETTLETTL
+
EV
7,9m
ETTL