Operation Manual

Wateraansluiting
67
Waterafvoer aansluiten
De afvoer van de automaat is voor-
zien van een terugslagklep, zodat af-
voerwater niet via de afvoerslang in
de automaat kan stromen.
Het apparaat kan het beste op een
apart afvoersysteem worden aange-
sloten. Als dat niet mogelijk is, advi-
seren wij de automaat aan te sluiten
op een sifon met twee kamers.
De automaat heeft een ca.1,5m lan-
ge, flexibele afvoerslang (binnendia-
meter: 22mm). Voor de aansluiting
van de slang worden slangklemmen
bijgeleverd.
De afvoerslang mag niet worden in-
gekort. De slang kan met een verbin-
dingsstuk en nog een slang worden
verlengd. De afvoerslang mag maxi-
maal 4m lang zijn en een opvoer-
hoogte van 1m niet overschrijden.
Het afvoersysteem moet een capaci-
teit hebben van minimaal 16l/minuut.
De afvoerslang moet zonder
knikken worden gelegd. Op de slang
mag geen druk of trekkracht worden
uitgeoefend.
Beluchting van de waterafvoer
Ligt de waterafvoeraansluiting op de
plaats van opstelling dieper dan de ge-
leiding voor de wieltjes van het onder-
rek in de deur, dan moet de waterafvoer
worden belucht. Gebeurt dat niet, dan
kan het water tijdens een programma
door zuighevelwerking uit de spoelruim-
te stromen.
Ga voor het beluchten als volgt te werk:
Open de deur van de automaat hele-
maal.
Trek de onderste sproeiarm omhoog
en haal deze eraf.
Snijd de dop van de beluchtingsklep
in de spoelruimte af.