Operation Manual

Zet geen apparaten op uw koelap
-
paraat die warmte afgeven, zoals
broodroosters of magnetrons.
Doet u dat wel dan wordt er onnodig
veel energie verbruikt.
Plaats modellen zonder zijwandver
-
warming niet direct naast een ander
koelapparaat.
Doet u dat wel, kan er condenswater
ontstaan met alle schadelijke ge
-
volgen van dien.
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een for-
nuis, een verwarming of in de buurt van
een raam waar de zon direct doorheen
kan schijnen.
Hoe hoger de omgevingstemperatuur
is, des te langer het apparaat staat te
ronken en des te hoger het stroomver-
bruik is.
Geschikt is een droge ruimte waar kan
worden geventileerd.
Klimaatklasse
Het apparaat is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een kli
-
maatklasse is een kamertemperatuur
-
bereik waarbinnen de temperatuur zich
moet bewegen en waar deze niet bo
-
ven of onder mag liggen.
De klimaatklasse van het apparaat
staat aangegeven op het typeplaatje
aan de binnenkant van uw apparaat.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
+10 °C tot +32 °C
+16 °C tot +32 °C
+18 °C tot +38 °C
+18 °C tot +43 °C
Een te lage temperatuur heeft tot ge-
volg dat het apparaat voor langere tijd
afslaat.
Dat heeft weer tot gevolg dat de tempe-
raturen in het apparaat te hoog zijn.
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht aan de achterwand van het
apparaat wordt warm.
Om een goede luchtafvoer en luchttoe
-
voer te waarborgen moet u ervoor zor
-
gen dat de ventilatieroosters niet afge
-
dekt zijn en dat ze regelmatig stofvrij
worden gemaakt.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
26