Operation Manual

26
z
A
Een zoomobjectief gebruiken
Gebruik de zoomring om op het onderwerp in te zoomen, zodat het een
groter gebied van het beeld vult, of zoom uit om het zichtbare gebied in de
definitieve foto te vergroten (selecteer langere brandpuntsafstanden op de
schaal voor de brandpuntsafstand om in te zoomen, kortere
brandpuntsafstanden om uit te zoomen).
Inzoomen
Uitzoomen
Zoomring
Als u gebruik maakt van een optioneel objectief
met een motorgestuurde zoomschakelaar,
selecteer T om in te zoomen en W om uit te
zoomen. De snelheid waarmee de camera in- en
uitzoomt varieert afhankelijk van hoe ver u de
schakelaar verschuift. De zoompositie wordt
aangeduid door de zoomhulp in de weergave.
Zoomhulp
A
Gezichtprioriteit
De camera detecteert en stelt scherp op
portretonderwerpen (gezichtprioriteit). Een
dubbele gele rand wordt weergegeven
wanneer de camera een portretonderwerp
voor de camera detecteert (wanneer de camera
meerdere gezichten, maximaal vijf, detecteert,
selecteert de camera het onderwerp dat het
dichtst bij is). Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het
onderwerp in de dubbele gele rand. De rand verdwijnt uit de
schermweergave als de camera niet langer in staat is het onderwerp te
detecteren (omdat het onderwerp bijvoorbeeld wegkijkt).
A
Beschikbare instellingen
Voor informatie over de beschikbare opties in de automatische stand, zie
pagina 174.
A
Zie ook
Zie pagina 158 voor informatie over het uitschakelen van het signaal dat
klinkt wanneer de camera scherpstelt of wanneer de elektronische sluiter
wordt ontspannen.