Operation Manual

71
t
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde gewijzigd worden om foto’s lichter of donkerder
te maken.
1
Geef de opties voor belichtingscorrectie weer.
2
Kies een waarde.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0. In de standen P, S en A wordt
belichtingscorrectie niet ongedaan gemaakt wanneer de camera
wordt uitgeschakeld.
Belichtingscorrectie
–1 LW Geen correctie +1 LW
Druk op 2 (E) om opties voor
belichtingscorrectie weer te geven.
Gebruik de multi-selector om uit
waarden tussen –3 LW (onderbelichting)
en +3 LW (overbelichting) in stappen
van
1
/
3 LW te kiezen. In het algemeen
zullen positieve waarden het beeld
lichter maken, terwijl negatieve
waarden het onderwerp donkerder
maken.
A
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie werkt het best in combinatie met centrumgerichte
meting of spotmeting (0 123).
A
De ingebouwde flitser
Bij gebruik met een flitser, heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.