User manual

132
Locatiegegevensfuncties gebruiken/kaarten weergeven
Locatiegegevensfuncties
gebruiken/kaarten weergeven
De camera begint signalen te ontvangen van navigatiesatellieten wanneer
Locatiegegevens opnemen in Optiesmenu locatiegeg. in het z (optiesmenu
locatiegegevens) (A78) is ingesteld op Aan.
U kunt de ontvangststatus controleren op het
opnamescherm.
n of o: De camera ontvangt signalen van drie of
meer satellieten en berekent de locatiegegevens.
z: De camera ontvangt signalen, maar kan geen
positionering uitvoeren.
y: De camera ontvangt geen signalen.
Opnamelocatiegegevens op beelden opnemen
De camera neemt locatiegegevens (breedte- en lengtegraad) op bij beelden
tijdens de opname terwijl de camera bezig is met positioneren.
Wanneer Kompasweergave in Elektronisch kompas in het optiesmenu
locatiegegevens is ingesteld op Aan, wordt ook de opnamerichting bij
benadering opgenomen.
Logs opnemen
Wanneer de camera bezig is met positioneren en Log aanmaken in het
optiesmenu locatiegegevens is ingesteld op Alle logs starten, kunt u locatie-,
hoogte- en waterdieptegegevens in opgegeven intervallen opnemen terwijl u
zich met de camera verplaatst.
Opgenomen logs (bewegingsinformatie zoals locatiegegevens, hoogte of
waterdiepte) kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart en kunnen
worden weergegeven als een kaart of grafiek wanneer Log weergeven in het
optiesmenu locatiegegevens is geselecteerd. Om een log op te slaan, selecteert u
Log aanmaken en stopt u de opname, waarna u Logs opslaan selecteert.
Een kaart weergeven
De huidige positie wordt op een kaart weergegeven wanneer u op de U-knop
(kaart) drukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven en de camera bezig
is met positioneren.
De opnamelocatie van het beeld wordt weergegeven wanneer u een beeld met
opgenomen locatiegegevens weergeeft en op de U-knop drukt.
0
-10
1010hPa
1010hPa
1010hPa
15m
15m
15m