User manual

136
Locatiegegevensfuncties gebruiken/kaarten weergeven
De opnamelocatie tonen (weergavestand)
*Het z-pictogram wordt getoond tijdens de weergave van beelden waarbij
locatiegegevens werden opgenomen (A5).
Opnamelocatie: De opnamelocatie van het
beeld met opgenomen locatiegegevens wordt
op een kaart getoond. De opnamelocatie van
het beeld dat u heeft geselecteerd voor u op de
U-knop heeft gedrukt, wordt geel
weergegeven.
De opnamerichting wordt bij benadering
aangegeven met C voor beelden die werden
vastgelegd terwijl Kompasweergave ingesteld
was op Aan (A116). C (wijst naar de
bovenkant van het scherm) geeft het noorden
aan.
Miniatuurweergave: Als opnamelocaties op de
kaart verschijnen, worden beelden als miniaturen weergegeven.
De hierna vermelde bewerkingen kunnen worden uitgevoerd terwijl een kaart
wordt weergegeven.
Kaartbewerkingen
1
Actiecontrole kan worden gebruikt (A20).
2
Uitgeschakeld wanneer er geen opnamelocaties op de getoonde kaart zijn.
Druk op de c-knop (weergavestand) M selecteer een beeld waarbij
locatiegegevens werden opgenomen* M U-knop
Handeling Beschrijving
Multi-selector
1
Verplaats de kaartweergave (in acht richtingen).
Zoomknop
1
g (i): Inzoomen op de kaartweergave.
f (h): Uitzoomen uit de kaartweergave.
U-knop Terug naar het weergavescherm.
k-knop
2
Selecteer beelden in de miniatuurweergavestand. Zie “Bewerkingen
wanneer miniatuurbeelden geselecteerd zijn” (A137).
500m
Opnamelocatie
Miniatuurweergave