User manual

141
Locatiegegevensfuncties gebruiken/kaarten weergeven
1 Gebruik HI van de multi-selector
om het type van het op te nemen
log te selecteren, en druk op de
k-knop.
Alle logs starten: Logs voor locatie, hoogte
en waterdiepte worden opgenomen.
Locatielog starten: Een log met
locatiegegevens wordt opgenomen.
Dieptelog starten: Een log voor de waterdiepte wordt opgenomen.
2 Selecteer het interval voor de
logopname en druk op de k-knop.
De intervallen die kunnen worden ingesteld,
zijn afhankelijk van het type log dat wordt
opgenomen.
Als Dieptelog starten werd geselecteerd,
start de logopname (de tijdsduur is vast
ingesteld op één uur).
3 Selecteer de duur van de
logopname en druk op de k-knop.
De logopname start. Druk op de d-knop om
het menuscherm te sluiten.
D wordt weergegeven op het
opnamescherm tijdens de logopname (A3).
De logopname eindigt automatisch wanneer
de opgegeven tijd verstreken is, de
loggegevens worden tijdelijk opgenomen op de camera. Sla de loggegevens op
een geheugenkaart op wanneer de logopname voltooid is (A143).
Logs die opgeslagen zijn op een geheugenkaart, kunnen worden weergegeven
op een kaart of als een grafiek (A144, 145).
Logs met bewegingsgegevens opnemen
Druk op de d-knop M z (opties locatiegegevens)-menupictogram M Log
aanmaken M k-knop
Log aanmaken
Alle logs starten
Alle logs beëindigen
Locatielog starten
Locatielog beëindigen
Dieptelog starten
Dieptelog beëindigen
Loginterval
15 sec.
30 sec.
1 min.
3 min.
5 min.
10 min.
Log starten
Geg. vr. volg. 6 u loggen
Geg. vr. volg. 12 u loggen
Geg. vr. volg. 24 u loggen
Geg. vr. volg. 72 u loggen