User manual

143
Locatiegegevensfuncties gebruiken/kaarten weergeven
Logopname beëindigen en logs opslaan op een
geheugenkaart
Opgenomen logs moeten worden opgeslagen op een geheugenkaart, zodat ze
kunnen worden weergegeven op een kaart of als een grafiek.
1 Wanneer de logopname voltooid is,
selecteert u het log om de opname
te beëindigen en drukt u op de
k-knop.
U kunt het log waarvan de opname moet
worden beëindigd, selecteren voor de
opgegeven tijdsduur verstreken is.
2 Selecteer Logs opslaan en druk op
de k-knop.
De loggegevens worden opgeslagen op een
geheugenkaart.
B Opmerkingen over loggegevens
Er worden geen loggegevens opgeslagen als de camera geen locatiegegevens kan
berekenen tussen het tijdstip waarop de logopname begint en eindigt.
Zie “Loggegevens opgeslagen op geheugenkaarten” (A181) voor meer informatie.
C Loggegevens wissen
Selecteer Logs wissen in stap 2 om de loggegevens te wissen die tijdelijk opgeslagen
zijn in de camera.
Om de loggegevens te wissen die opgeslagen zijn op de geheugenkaart, selecteert u
Locatielogs (A144) of Hoogte-/dieptelogs (A145) in Log weergeven en drukt u
op de l-knop.
Druk op de d-knop M z (opties locatiegegevens)-menupictogram M Log
aanmaken M k-knop
Log aanmaken
Alle logs starten
Alle logs beëindigen
Locatielog starten
Locatielog beëindigen
Dieptelog starten
Dieptelog beëindigen
Alle logs beëindigen
Logs opslaan
Logs wissen