Operation Manual

2.2 Een sensor- of bewegingsdetectietrigger instellen
36 Gebruikershandleiding
6. Stel de volgende parameters naar wens in.
a. Bij [Time] selecteert u de dagen van de week waarop de trigger actief moet zijn.
b. Selecteer het tijdstip waarop de trigger actief moet zijn of klik op [Always] om de trigger op de
geselecteerde dagen 24 uren te activeren.
c. Bij [Image Setting] selecteert u het gewenste beeldformaat, de gewenste beeldresolutie en de
gewenste beeldkwaliteit.
U kunt de beeldkwaliteit niet instellen wanneer [MPEG-4] geselecteerd is als beeldformaat.
Wanneer u de trigger configureert voor het overzetten van beelden naar het e-mailadres van een
mobiele telefoon, stelt u de beeldresolutie in op 192 × 144 en de beeldkwaliteit op [Favor Motion].
Het is mogelijk dat uw mobiele telefoon het beeld niet kan ontvangen als het beeldbestand te
groot is.
d. Bij [Image Buffer Frequency] selecteert u de gewenste buffer- of overzetsnelheid.
Als u [MPEG-4] hebt geselecteerd
Selecteer hoeveel seconden bewegende beelden u wilt opslaan. Met deze instelling kunt u
camerabeelden bekijken vanaf het punt waarop de camera werd geactiveerd door een trigger.
Als u [JPEG] hebt geselecteerd
Om de camera te configureren zodat beelden worden gebufferd en overgezet nog vóór de camera
werd geactiveerd door een trigger, klikt u op [Enable Pre-trigger Image Buffer] en selecteert u de
beeldbuffer- of overzetsnelheid en het totale aantal beelden dat moet worden gebufferd of overgezet.
Met deze instelling kunt u camerabeelden bekijken tot aan het punt waarop de camera werd
geactiveerd door een trigger.
Om de camera te configureren zodat beelden worden gebufferd en overgezet nadat de camera wordt
geactiveerd door een trigger, klikt u op [Enable Post-trigger Image Buffer] en selecteert u de
beeldbuffer- of overzetsnelheid en het totale aantal beelden dat moet worden gebufferd of overgezet.
Met deze instelling kunt u camerabeelden bekijken vanaf het punt waarop de camera werd
geactiveerd door een trigger.
e. Bij [Sensor deactivation time setting] selecteert u de duur die moet verstreken zijn na een detectie
vooraleer deze trigger een nieuwe detectie kan registreren.
Als de camera vaak wordt geactiveerd door een trigger, zullen er veel beelden worden gebufferd
of overgezet. Als deze beelden bijvoorbeeld worden overgezet naar een mobiele telefoon via e-
mail, kunnen de telefoonkosten hoog oplopen. Het is daarom aan te raden deze instelling te
gebruiken om het aantal gebufferde en overgezette beelden te verminderen.
Beelden worden niet gebufferd of overgezet tijdens de deactivatietijd. Het is dus mogelijk dat
vooraf gebufferde beelden van de volgende detectie niet gebufferd of overgezet worden. Als deze
parameter bijvoorbeeld ingesteld is op [10 s] en de camera geconfigureerd is om 1 beeld per
seconde te bufferen en 10 beelden op te slaan vóór de detectie (dus beelden te bufferen
gedurende 10 seconden), zal de camera geen beelden bufferen of overzetten als deze wordt
geactiveerd door een trigger binnen de 10 seconden na de vorige trigger. De beelden kunnen in
dit geval alleen worden gebufferd of overgezet wanneer 10 seconden verstreken zijn na de vorige
trigger.
f. Bij [Transfer Method] selecteert u de gewenste overzetmethode.
De camera kan worden geactiveerd door een trigger.
De camera is bezig met het bufferen of overzetten van beelden en kan niet geactiveerd
worden door een trigger.
Deactivatietijd; de camera kan niet worden geactiveerd door een trigger.
A De camera wordt geactiveerd door een trigger. Het bufferen of overzetten start. Er worden
geen nieuwe beelden gebufferd of overgezet.
B Het bufferen of overzetten eindigt; de deactivatietijd start. Er worden geen nieuwe beelden
gebufferd of overgezet.
C De deactivatietijd eindigt. De camera kan opnieuw beelden bufferen of overzetten.
ABC