Operation Manual

Basiskennis
- 27 -
Opnamegegevens voor bijvoorbeeld scherpstelling en sluitertijd controleren
A B
C
D
GFE
Focus
Wanneer er
scherp gesteld is
op het onderwerp
Wanneer er niet
scherp gesteld is
op het onderwerp
Aanduiding
voor de
scherpstelling
Aan Knippert
AF-zone
Wit"Groen Wit"Rood
Geluid 2 pieptonen 4 pieptonen
AAanduiding voor de scherpstelling
BAF-kader (normaal)
CAF-kader (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
DFocusbereik
1
EISO-gevoeligheid
FDiafragmawaarde
2
GSluitertijd
2
1
Het focusbereik (het gebied waarin kan worden scherpgesteld) wordt weergegeven
tijdens het zoomen.
2
Als de juiste belichting niet kan worden verkregen, wordt deze rood weergegeven.
(Bij gebruik van de itser wordt de belichting echter niet rood weergegeven.)
Er is niet op het onderwerp scherpgesteld (bijvoorbeeld omdat het
onderwerp niet centraal in beeld is)
1 Richt het AF-kader op het onderwerp en druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en de belichting in te stellen.
2 Houd de ontspanknop half ingedrukt terwijl u het toestel beweegt en de
beeldcompositie maakt.
U kunt herhaaldelijk de acties in stap
1 opnieuw proberen voordat u de
ontspanknop volledig indrukt.
U kunt ook scherpstellen en de belichting
instellen door het scherm aan te raken.
(Touch AF/AE, P30)
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P80)
Onderwerpen en opnameomstandigheden waarbij het moeilijk is scherp te stellen
Snel bewegende onderwerpen, extreem heldere onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
Wanneer de display van het focusbereik rood wordt weergegeven
Wanneer u opnamen maakt van onderwerpen door een raam of in de buurt van
glanzende voorwerpen
Wanneer het donker is of bij het optreden van golfbeweging
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een opname
maakt van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij