Operation Manual
Gevorderd (Opname van beelden)
- 140 -
∫ Over [š] (Gezichtsdetectie)
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
•
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld.
– Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
– Wanneer het gezicht op een hoek is
– Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
– Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
– Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
– Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
– Wanneer er een snelle beweging is
– Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
– Wanneer het toestel schudt
– Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
∫ Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
1 Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op [AF/AE
LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen.
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
•
De AF-zone zal geel weergegeven worden
wanneer een onderwerp herkend wordt en
de belichting en de scherpstelling zullen
automatisch ingesteld worden terwijl de
beweging van het onderwerp gevolgd wordt
(dynamisch volgen).
• AF-opsporing wordt uitgezet wanneer er
weer op [AF/AE LOCK] gedrukt wordt.
Voor het
vergrendelen
Vergrendeld
2 Maak de opname
A
B