Operation Manual
87
4. Opnamemodussen
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai de functieknop achterop om de
sluitertijd in te stellen.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
• Deze zal schakelen tussen instellingswerking van sluitertijd en Belichtingcompensatie,
elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
• Draai aan de modusknop op de achterkant om de belichtingsmeter weer te geven. De
ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven.
• Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
• Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
• De [Gevoeligheid] wordt automatisch op [AUTO] ingesteld als u de opnamefunctie wisselt naar
de sluitertijdprioriteit AE-functie terwijl de [Gevoeligheid] op [ ] staat.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt
gemakkelijker om
beweging uit te
drukken.
Het wordt
gemakkelijker om de
beweging te
bevriezen.
Sluitertijd (Sec.) Lensopening
60 tot 1/4000 (met de mechanische sluiter)
1 tot 1/16000 (met de elektronische sluiter)
F2.8 tot F8.0
SS
SS
SS
F
250
250
250
60
5.6 4.0
250 500125
2.8
1
000
A
B