Operation Manual

199
9. De menufuncties gebruiken
Toepasbare modi:
U kunt de helderheid van heldere en donkere gedeeltes van een beeld bijstellen terwijl u
de helderheid op het scherm controleert.
1 Draai aan de modusknop op de voorkant/achterkant
om de helderheid van de heldere/donkere delen bij
te stellen.
A Helder deel
B Donker deel
C Weergave voorvertoning
De modusknop op de achterkant dient voor het bijstellen
van donkere zones, de modusknop op de voorkant dient
voor het bijstellen van heldere zones.
Voor het registreren van een voorkeursinstelling drukt u
op 3 en selecteert u de bestemming waar de
klantinstelling op geregistreerd moet worden ([Klant1]
()/[Klant2] ( )/[Klant3] ( )).
Het bijstellen kan ook uitgevoerd worden door de grafiek te verslepen.
2 Op [MENU/SET] drukken.
[Schaduw markeren]
> [Opname] > [Schaduw markeren]
(Standaard) Er is een status zonder bijstellingen ingesteld.
(Vergroot het contrast)
Heldere zones worden helderder en donkere zones worden
donkerder.
(Verklein het contrast)
Heldere zones worden donkerder en donkere zones worden
helderder.
(Donkere zones helder maken)
Donkere zones worden helder gemaakt.
// (Klant) Er kunnen geregistreerde klantinstellingen toegepast worden.
De beeldschermweergave kan omgeschakeld worden door op het scherm voor de instelling
van de helderheid op [DISP.] te drukken.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt, zal de instelling die bijgesteld is met / / /
opnieuw op de fabrieksinstelling gezet worden.
MENU