Operation Manual

10. Gebruik van de Wi-Fi-functie
260
Functies Wi-Fi
Voor Gebruik
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P33)
Om de Wi-Fi-functie op dit toestel te gebruiken, wordt een draadloos toegangspunt vereist, dan
wel een bestemmingstoestel dat uitgerust is met de draadloze LAN-functie.
Over de Wi-Fi verbindingslamp
De [Wi-Fi]-knop
In deze gebruiksaanwijzing zal een functieknop waaraan [Wi-Fi] toegekend is [Wi-Fi]-knop
genoemd worden. (Als standaard instelling is [Wi-Fi] aan [Fn8] toegekend als de camera
in de opnamemodus staat, terwijl het aan [Fn4] toegekend wordt als de camera in de
afspeelmodus staat)
Raadpleeg voor informatie over de functieknop P55.
Stappen voor indrukken van [Wi-Fi] (in opnamemodus)
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [ ] aan.
Als de camera niet met Wi-Fi verbonden is, druk dan op [Wi-Fi]. De camera zal dan
gereed zijn om met de smartphone verbonden te worden. U kunt de camera
rechtstreeks met de smartphone verbinden. (P263)
Als de camera gereed is om verbonden te worden, kunt u op [DISP.] drukken om met dezelfde
instellingen als voorheen verbinding te maken. Dit is een gemakkelijke en snelle manier om
een verbinding tot stand te brengen. (P294)
Blauw brandend: Als de Wi-Fi-functie op ON staat of als er een
Wi-Fi-verbinding is
Blauw
knipperend:
Als u beeldgegevens verzendt
Fn9
Fn8
Fn10
Fn11
SNAP
Fn12
Fn8