Operation Manual

10. Gebruik van de Wi-Fi-functie
270
Opnemen van locatie-informatie en beelden
1 Start het opnemen van locatie-informatie met de smartphone.
2 Neem beelden op met de camera.
3 Stop het opnemen van de locatie-informatie met de smartphone.
Schrijven van locatie-informatie op de beelden
(Voorbereiding op de camera)
Maak verbinding met een smartphone. (P263)
4 Bedien de smartphone.
1 StartImage App”. (P262)
2 Selecteer [ ].
3 Selecteer [Geogr. labell.].
4 Selecteer [ ] om het opnemen van de
locatie-informatie te starten.
1 Selecteer [ ] om het opnemen van de locatie-informatie te stoppen.
1 StartImage App”. (P262)
2 Selecteer [ ].
3 Selecteer [Geogr. labell.].
4 Selecteer [ ] om de locatie-informatie te verzenden
en te schrijven.
Volg de berichten op het scherm op om de smartphone te bedienen.
Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [ ].
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik:
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
De batterij van de smartphone raakt sneller leeg als locatie-informatie opgenomen wordt.
Als het opnemen van locatie-informatie niet nodig is, stop het dan.
Op de smartphone kunt u tevens het verwervingsinterval van locatie-informatie instellen en de
overdrachtstatus controleren van locatie-informatie.
Raadpleeg [Help] in het “Image App”-menu voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De locatie-informatie kan niet geschreven worden in de volgende situaties of op de volgende
beelden:
Beelden die opgenomen zijn nadat de locatie-informatie naar de camera verzonden was
Films die opgenomen zijn in [AVCHD]
Beelden waar al locatie-informatie op geschreven is