Operation Manual

3. Opnamemodussen
62
Auto Focus, Gezichts-/Oogdetectie en Gezichtsherkenning
De Auto Focusmodus wordt automatisch op [š] gezet. Als u het onderwerp aanraakt, zal
de functie AF Tracking werken. De functie AF Tracking (P93) zal ook werken als u op 2
drukt en de sluiterknop vervolgens tot halverwege indrukt.
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd
wordt dat lijkt op het geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op
de rechter bovenkant van [ ], [ ] en [ ].
Over de flitser
Als de flitser open is, stelt de camera automatisch [ ], [ ] (AUTO/Rode-ogen-afname)
[ ] of [ ] in om bij het type onderwerp en de helderheid te passen.
Scènedetectie
Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel beoordeelt dat het schudden van het
toestel minimaal is wanneer de Scènedetectie als [ ] geïdentificeerd is, zal de sluitertijd lager
zijn dan normaal. Let op dat u het toestel tijdens het fotograferen niet beweegt.
Afhankelijk van de opname-omstandigheden kunnen verschillende soorten scènes voor
hetzelfde onderwerp geselecteerd worden.
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P148)
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
De sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
Tegenlichtcompensatie
Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen om
dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus werkt de
tegenlichtcompensatie automatisch.