Operation Manual

Opnemen
- 102 -
Aantekening
De lensopening of de sluitersnelheid kunnen ingesteld worden door [F] (lensopening) of [SS]
(sluitersnelheid) aan te raken en door daarna de balk van de belichtingsmeter in het snelmenu
te verslepen (P59).
De helderheid van de LCD-monitor en die van de opgenomen beelden kunnen verschillen.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
Draai de bedieningsfunctieknop om de [LICHTMETER] af te beelden. Ongeschikte zones van
het bereik worden weergegeven in het rood.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
De weergave van de sluitersnelheid zal terugtellen wanneer de sluitersnelheid op langzaam
gezet is en de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/160
van een seconde. (P75)
De [GEVOELIGHEID] wordt automatisch op [AUTO] ingesteld als u de opnamefunctie wisselt
naar de sluitertijdprioriteit AE-functie terwijl de [GEVOELIGHEID] op [ ] (Intelligent) staat.
De [GEVOELIGHEID] wordt automatisch ingesteld op [ISO160] wanneer u de opnamefunctie
schakelt naar Handmatige belichting terwijl [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO] of [ ]
(Intelligent).
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, wordt de instelling voor de
bedieningsfunctieknop effectief als u de openingsring naar de [A] positie draait en de instelling
van de openingsring krijgt prioriteit als u de openingsring naar een positie draait die niet [A] is in
de AE-openingsprioriteitfunctie.
De instelling van de ring voor de lensopening heeft voorrang als u een lens met een dergelijke
ring tijdens de handmatige belichting gebruikt.