Operation Manual

8. Stabilisator, zoom en flitser
218
1 Selecteer het menu. (P63)
2 Selecteer de brandpuntlengte van uw lens met 2
/
1.
Er kan een brandpuntlengte met een bereik van 8 mm tot
1000 mm ingesteld worden.
Stel de brandpuntlengte in die op de body van uw lens,
enz., geschreven is.
Als de instelling van de brandpuntlengte van uw lens niet
gevonden wordt, selecteer dan een waarde vlakbij de
brandpuntlengte van uw lens.
Als uw lens een zoomlens is, selecteer dan een waarde overeenkomstig de
brandpuntlengte op het moment van de opname.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Registreren van een brandpuntlengte
1 Voer stap 2 in “Instellen van de brandpuntlengte van een lens” uit.
2
Druk op
4
.
3 Druk op 2
/
1 om de brandpuntlengte te selecteren
waar overheen geschreven gaat worden en druk
vervolgens op [DISP.].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen tot 3 instellingen van brandpuntlengtes
geregistreerd worden.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instellen van een geregistreerde brandpuntlengte
1 Druk op het scherm in stap 2 van “Instellen van de brandpuntlengte van een
lens” op 4.
2 Druk op 2
/
1 om de geregistreerde brandpuntlengte te selecterenen druk
vervolgens op [MENU/SET].
Instellen van de brandpuntlengte van een lens
> [Opname] > [Stabilisatie] > [Brandp.afst. instellen]
MENU