Operation Manual

87
3. Opnamemodussen
Auto Focus, Gezichts-/Oogdetectie en Gezichtsherkenning
De Auto Focusmodus wordt automatisch op [š] gezet. Als u het onderwerp aanraakt, zal
de functie AF Tracking werken. De functie AF Tracking zal ook werken als u op 2 drukt en
de sluiterknop vervolgens tot halverwege indrukt.
(Zie voor details over AF Tracking P147.)
Als [ ], [ ] of [ ] ingesteld is, zal scherp gesteld worden op het oog dat
zich het dichtst bij de camera bevindt terwijl de belichting geoptimaliseerd
zal worden voor het gezicht.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus kunt u het
scherp gestelde oog niet veranderen. ([Gezicht/ogen detecteren])
Tijdens AF Tracking werkt de scènedetectie niet zolang het onderwerp vergrendeld is.
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het
geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [ ], [ ] en [ ].
Over de flitser
Als de externe flitser uitgeschakeld is, zal het op [Œ] gezet worden; als hij ingeschakeld
wordt, zal het op [ ] (Auto) gezet worden.
Als de externe flitser ingeschakeld wordt, zal de camera de flitser automatisch op [ ],
[ ] (Auto rode-ogenreductie), [ ] of [ ] zetten, afhankelijk van het soort onderwerp
en de helderheid ervan.
Raadpleeg P226 voor informatie over de externe flitser.
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
Verwijder de externe flitser als u er geen foto's mee maakt.
Scènedetectie
Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel beoordeelt dat het schudden van het
toestel minimaal is wanneer de Scènedetectie als [ ] geïdentificeerd is, zal de sluitertijd lager
zijn dan normaal. Let op dat u het toestel tijdens het fotograferen niet beweegt.
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Omstandigheden van het onderwerp: of het gezicht helder of donker is, de grootte, de kleur
en de vorm van het onderwerp, de afstand tot het onderwerp, het contrast van het
onderwerp, of het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van geringe
helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Tegenlichtcompensatie
Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen om
dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus werkt de
tegenlichtcompensatie automatisch.