Operation Manual

Gevorderd
89
VQT1G34
Voor informatie over het beschikbare
flitsbereik, zie P68.
Sluit de flits altijd als u deze niet gebruikt.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de
opname gemaakt heeft. Dit komt door
signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u
opnamen maakt op donkere plekken.
De flits kan niet worden ingesteld voor
instellingen behalve voor
[NACHTPORTRET].
Wanneer [NACHTPORTRET]
geselecteerd is, worden de flitsinstellingen
Langzame synch./Rode-ogenreductie
[ ], en wordt de flits elke keer
geactiveerd.
Wanneer [NACHTL. SCHAP]
geselecteerd is, is de ISO-gevoeligheid
vastgesteld op [ISO100].
De AF-hulplamp is buiten werking gesteld
voor andere instelling dan
[NACHTPORTRET].
U kunt de witbalans niet instellen.
Wanneer [NACHTPORTRET]
geselecteerd is, is de begininstelling voor
[AF] in Live View-opname [ ].
Opnamen maken die
overeenkomen met de
scène die opgenomen
wordt (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een
opname te maken van een beeld in een
bepaalde situatie zal de camera
automatisch de optimale belichting
instellen en aanpassen voor de gewenste
opname.
P90 tot 91 en “Over de informatie
raadplegen voor details over elke
scènefunctie.
1 Op 2/1 drukken om het
gewenste scènemenu te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET] om in te
stellen.
Het menuscherm schakelt over naar het
opnamescherm in de ingestelde
scènefunctie.
Om de scènefunctie te veranderen, op
[MENU/SET] drukken om het menu af
te beelden, op 3/4/2/1 drukken om
de scènefunctie in het scènemenu [ ]
te selecteren en vervolgens weer op
[MENU/SET] drukken.
L10KDUT.book 89 ページ 2007年9月6日 木曜日 午前10時7分