Operation Manual
Table Of Contents
- Inhoud
- Voor Gebruik
- Voorbereiding
- Basiskennis
- Opnemen
- Foto's van uzelf maken ([Zelfopname])
- De Monitor
- Gebruik van de Zoom
- Beelden maken met de ingebouwde flits
- Close-up’s maken ([Macro-AF]/[Macro zoom])
- Opnamen maken met de zelfontspanner
- Belichtingscompensatie
- Beelden opnemen met Auto Bracket
- Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren
- Panoramafoto’s maken (Panorama Shot-modus)
- Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènemodus)
- Foto’s maken met verschillende beeldeffecten (Creative Control modus)
- Opnamen maken in Klantfunctie
- Tekst Invoeren
- Gebruik van het [Opname] Menu
- Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu
- Afspelen/Bewerken
- Wi-Fi
- Wi-Fi functie
- Bediening met een smartphone/tablet
- Installeren van de “ Image App ” app voor smartphone/tablet
- Verbinden met een smartphone/tablet
- Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname)
- Afspelen van beelden die zich in de camera bevinden
- Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn
- Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen
- Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te bedienen
- Versturen van beelden naar een PC
- Beelden automatisch overzetten ([Smart transfer])
- Verbindingen
- [Wi-Fi setup] Menu
- Aansluiten op andere apparatuur
- Overige
- 28 -
Basiskennis
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in
het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode
kleur.
Fotograferen
Wanneer u bewegende beelden opneemt
•
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld
zijn.
• Wanneer [ ] of [ ] geselecteerd is, zal de camera automatisch een gezicht detecteren en het
brandpunt en de belichting bijstellen. (Gezichtsdetectie)
• Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel merkt dat het schudden minimaal is
wanneer de scènedetectie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld worden op een
maximum van 4 seconden. Let op het toestel niet te bewegen terwijl u beelden maakt.
• Als in de zelfopname-modus een andere instelling dan [OFF] voor [Onscherp] geselecteerd is,
kunnen [ ], [ ] en [ ]-scènes niet geïdentificeerd worden.
• Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène geïdentificeerd
worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van geringe
helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen om
dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen.
In de Intelligent Auto modus werkt de tegenlichtcompensatie automatisch.
(Afhankelijk van de omstandigheden van het tegenlicht kan het zijn dat dit niet correct
gedetecteerd wordt.)
Scènedetectie
[i-Portret] [i-Landschap]
[i-Macro] [i-Nachtportret]
¢1
[i-Nachtl.schap] [iHandh. nachtop.]
¢2
[i-Zonsonderg.]
¢1 Alleen weergegeven als de flitser op [ ] gezet is.
¢2 Alleen weergegeven als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat.
[i-Portret] [i-Landschap]
[i-Zacht licht] [i-Macro]
Tegenlichtcompensatie