Operation Manual

- 145 -
Gebruik van [Afst. Bedien.] met een verbinding met
een draadloos toegangspunt
Als het toestel een Android is (NFC-compatibel)
Zet de NFC-functie van de smartphone op ON.
1 Breng de verbinding tussen de smartphone en het draadloze toegangspunt
tot stand.
Als u voor het eerst verbinding maakt met NFC breng de verbinding dan tot stand tussen dit
toestel en een draadloos toegangspunt. (l 173)
2 Start de toepassing “Image App” van de smartphone.
3 Raak de smartphone op van dit toestel aan.
Als het toestel zelfs niet herkend wordt wanneer de smartphone
aangeraakt wordt, verander dan de posities en probeer het opnieuw.
Als de smartphone voor het eerst in verbinding met dit toestel gesteld
wordt, zal opnieuw een bericht weergegeven worden. Raak [JA] aan.
Als de verbinding volledig tot stand gekomen is, worden de beelden
van dit toestel op het scherm van de smartphone weergegeven.
Ook al werd dit toestel met de LCD-monitor uitgeschakeld dan wordt
dit toestel zelfs ingeschakeld als de icoon van de smartphone op
van dit toestel aangeraakt wordt.
Als u de tweede smartphone aanraakt terwijl dit toestel al verbinding met de
eerste gemaakt heeft
De bediening op afstand met de eerste smartphone waarmee verbinding met dit toestel gemaakt werd,
zal afgesloten worden en er zal verbinding gemaakt worden met de nieuw aangeraakte smartphone.
De verbinding kan niet tot stand gebracht worden terwijl dit toestel aan het opnemen is of
wanneer het tijdens de bediening op afstand een bestand naar de smartphone kopieert.
Als het toestel een Android is (niet NFC-compatibel) of een iOS
1 Breng de verbinding tussen de smartphone en het draadloze toegangspunt
tot stand.
2 Druk op de Wi-Fi knop en raak [Afst. Bedien.] aan.
Deze zal in verbindingstand-by gaan voor werking op afstand.
3 Start de toepassing “Image App” van de smartphone.
Als de verbinding volledig tot stand gekomen is, worden de beelden van dit toestel op het scherm
van de smartphone weergegeven.
Verlaten van [Afst. Bedien.]:
Raak [STOP] aan of druk op de Wi-Fi toets.
Het
bericht wordt weergegeven. Raak [JA] aan om de aanduiding te sluiten.
Nadat u dit toestel met de LCD-monitor uitgeschakeld heeft, kunt u dit toestel ook inschakelen en
de NFC-communicatie starten door de smartphone op van dit toestel aan te raken (als u dit
toestel met de power-toets uitgeschakeld heeft, zal dit toestel niet ingeschakeld worden door de
smartphone op van dit toestel aan te raken).
U kunt tot vijf smartphones registreren. Als het aantal groter dan vijf is, zullen de registraties
gewist worden, te beginnen met de smartphone die het langst geleden aangeraakt werd.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het apparaat dat u gebruikt voor informatie over het
instellen en gebruiken van een NFC-compatibele smartphone.