Operation Manual

Gevorderd (Opnamen maken)
67
VQT1B94
Op [ ] drukken om het [OPNAME] functie
menu af te beelden en het in te stellen
onderdeel te kiezen. (P58)
Wanneer u beelden maakt op donkere
plaatsen met weinig licht, kunt u beelden
maken die helderder zijn dan normaal door
een instelling te selecteren die nog
langzamer is dan de langzaamste instelling
van de sluitertijd.
De langzame sluitertijden die u kunt
kiezen zijn: [1/8 –], [1/4 –], [1/2] en [1 –].
Dit werkt als u heldere opnamen wilt
maken van zowel een nachtlandschap als
een object met [NACHTPORTRET] (P46)
in de scènefunctie.
Deze moet normaal gesproken ingesteld
zijn op [1/8 –] om opnamen te maken.
(Wanneer u een langzame sluitertijd kiest
die niet [1/8–] is, verschijnt [ ] links
onderaan op de LCD-monitor.)
Wanneer de sluitertijd langzamer
gemaakt is met [SLUITER LANG], kunt u
camerabeweging krijgen. We raden het
gebruik van een statief en van de
zelfontspanner (P39) aan.
U kunt geen langzame sluitertijd instellen
in de Slimme ISO-gevoeligheidsfunctie
[ ] en de eenvoudige opnamefunctie
[ ] en [SPORT], [NACHTL. SCHAP],
[BABY1]/[BABY2], [HUISDIER],
[STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
de scènefunctie.
Op [ ] drukken om het [OPNAME] functie
menu af te beelden en het in te stellen
onderdeel te kiezen. (P58)
Verschillende instellingen kiezen voor de
opnamecondities en de manier waarop u
zich het beeld voorstelt.
Wanneer u opnamen maakt op donkere
plekken, kan er ruis optreden. Om ruis te
voorkomen, raden wij aan
[KLEURFUNCTIE] in te stellen op
[NATURAL].
[SLUITER LANG]
Heldere opnamen maken op
donkere plekken
Langzame
sluitertijdinstelling
1/8– 1–
Helderheid Donkerder Helderder
Beweging Minder Meer
/SET
MENU
[KLEURFUNCTIE]
Kleureffecten en beeldkwaliteiten
instellen voor opnamen
[NATURAL] Het beeld wordt zachter.
[VIVID] Het beeld wordt scherper.
[COOL] Het beeld wordt
blauwachtig.
[WARM] Het beeld wordt roodachtig.
[B/W] Het beeld wordt zwart-wit.
[SEPIA] Het beeld wordt sepia.
/SET
MENU