Operation Manual
Het opnemen van beelden (basis)
29
VQT0R36
∫ Scherp stellen
• Het focusbereik is 50 cm tot ¶.
• Wanneer u de ontspanknop volledig in
één keer indrukt, kunnen de opnames
wazig of onscherp zijn.
• Wanneer de focusindicatie knippert, is het
onderwerp niet scherp gesteld. Druk de
ontspanknop tot halverwege in en stel het
onderwerp opnieuw scherp.
• Indien het toestel na een aantal pogingen
niet scherp stelt, schakelt u het uit en
weer in en probeert u opnieuw.
• In de volgende gevallen kan het toestel de
onderwerpen niet goed scherp stellen.
– Wanneer de scène zowel ver
verwijderde als nabije onderwerpen
bevat.
– Wanneer er vuil of stof op het glas zit
tussen de lens en het onderwerp.
– Wanneer er verlichte of glitterende
objecten rond het onderwerp zijn.
– Wanneer u een opname in een donkere
omgeving maakt.
– Wanneer het onderwerp snel beweegt.
– Wanneer de scène weinig contrast
heeft.
– Wanneer er trillingen optreden.
– Wanneer de opname een zeer helder
onderwerp heeft.
Het wordt aanbevolen om bij het
fotograferen de AF-/AE-vergrendeling te
gebruiken (P28).
In een donkere omgeving kan de
AF-assistentielamp (P67) gaan branden
om op het onderwerp scherp te stellen.
• Zelfs als de focusindicatie verschijnt en
het onderwerp scherp gesteld is, wordt dit
geannuleerd wanneer u de ontspanknop
loslaat. Druk de ontspanknop opnieuw tot
halverwege in.
∫ Trillen (trillen van het toestel)
• Wees bedacht op het trillen van het
toestel wanneer u de ontspanknop
indrukt, met name wanneer u volledig op
het onderwerp ingezoomd hebt.
• Wanneer het toestel toch trilt, vanwege de
lage sluitersnelheid, verschijnt het
trilalarm A.
• Wanneer het trilalarm verschijnt, wordt het
aanbevolen een statief te gebruiken.
Indien u geen statief kunt gebruiken, dient
u erop te letten hoe u het toestel
vasthoudt (P28). Het gebruik van de
zelfontspanner (P39) voorkomt
schudeffect bij het indrukken van de
ontspanknop wanneer u een statief
gebruikt.
∫ Richtingzoekfunctie
• Indien u foto’s neemt terwijl u het toestel
verticaal vasthoudt, wordt de informatie
over de rotatie op de beelden automatisch
toegevoegd en op de beelden
opgenomen.
Wanneer [ROTATE DISP.] (P73) op [ON]
staat, kunt u de beelden draaien en op het
scherm of op de televisie weergeven, aan
de hand van de informatie van de rotatie
op de beelden.
• Wanneer u foto’s maakt terwijl u het
toestel verticaal vasthoudt, moet u “Tips
voor het maken van goede foto’s” op P28
met aandacht lezen.
• Deze functie zou niet naar behoren
kunnen werken voor beelden die
opgenomen zijn door het toestel omhoog
of omlaag te richten.
• In bewegendbeeldfunctie [ ], kunt u de
richtingsdetectiefunctie niet gebruiken.
1/8F2.8