Operation Manual

- 35 -
Foto’s opnemen met automatische instellingen Modus [Intelligent auto]
Tracking AF
Deze functie stelt de camera in staat om scherpgesteld te blijven op het onderwerp en
ook de belichting te corrigeren terwijl het onderwerp beweegt.
Bij bediening via het aanraakscherm
Voor deze bedieningsfunctie dient u eerst de aanraaksluiterfunctie (29) uit te
schakelen.
Raak het onderwerp aan
• Overschakelen op een ander onderwerp Raak het nieuw gekozen onderwerp
aan.
• Uitschakelen van de Tracking AF aanraken.
Tracking AF kader
AF-vergrendeling succesvol: geel
AF-vergrendeling mislukt: rood
Bij bediening met de cursortoets
Druk op om [AF mode] in te stellen op Tracking AF
• Uitschakelen van de Tracking AF Druk nogmaals op .
Plaats het Tracking AF kader over uw onderwerp en druk dan
op om het te vergrendelen
• Uitschakelen van de AF-vergrendeling Druk op .
Tracking AF kader
AF-vergrendeling succesvol: geel
AF-vergrendeling mislukt: rood
De optimale scènemodus voor het AF-vergrendelde onderwerp wordt automatisch
herkend.
De gezichtsherkenning werkt niet tijdens het gebruik van de Tracking AF.
Onder bepaalde opname-omstandigheden, zoals wanneer het onderwerp te klein is of
de omgeving te donker, kan de [Tracking AF] niet goed werken.