Operation Manual

48 VQT2R28 VQT2R28 49
Fotograferen met een flitser (vervolg)
Opnamemodus:
Close-upfoto’s maken
Opnamemodus:
Beschikbare typen per modus (: beschikbaar, —: niet beschikbaar, :
standaardinstelling)
○○○
–––––
○○
––––
○○○
––
○○
––––
○○
––––
––
○○
––
○○○○
○○○
Stel in op (Auto), (Auto/Rode-ogenreductie), (Lngz. sy./rode-og) of (Langz.
sync.), afhankelijk van het onderwerp en de helderheid.
• De flitser kan niet worden gebruikt tijdens de filmopname van bewegende beelden en
de scènefuncties , , , , , , of .
Scherpstelgebied afhankelijk van ISO-gevoeligheid en zoom
Scherpstelgebied
Max. W (groothoek) Max. T (tele)
[GEVOELIGHEID]
(97)
AUTO ongeveer. 0,6-5,3 m ongeveer. 1,0-3,6 m
ISO80 ongeveer. 0,6-1,5 m ongeveer. 1,0m
ISO100 ongeveer. 0,6-1,6 m ongeveer. 1,0-1,1 m
ISO200 ongeveer. 0,6-2,3 m ongeveer. 1,0-1,6 m
ISO400 ongeveer. 0,6-3,3 m ongeveer. 1,0-2,2 m
ISO800 ongeveer. 0,8-4,7 m ongeveer. 1,0-3,2 m
ISO1600 ongeveer. 1,15-6,7 m ongeveer. 1,0-4,5 m
[SLIMME ISO]
(96)
ISOMAX400
ongeveer. 0,6-3,3 m ongeveer. 1,0-2,2 m
ISOMAX800
ongeveer. 0,8-4,7 m ongeveer. 1,0-3,2 m
ISOMAX1600
ongeveer. 1,15-6,7 m ongeveer. 1,0-4,5 m
[H. GEVOELIGH.]
(66)
ISO1600-
ISO6400
ongeveer. 1,15-13,5 m ongeveer. 1,0-9,1 m
[FLITS-BURST]
(67)
ISO100-
ISO3200
ongeveer. 0,6-3,4 m ongeveer. 1,0-2,3 m
Plaats uw handen niet over het licht uitstralende gedeelte van de flitser (9, 10) en kijk ook niet
van dichtbij (op enkele centimeters afstand) in de flitser.
Flits niet dicht in de buurt van andere onderwerpen (warmte en licht kunnen schadelijk zijn
voor het onderwerp).
Flitsinstellingen kunnen veranderen als u een andere opnamemodus kiest.
Als u een andere scènemodus kiest, worden de standaardflitsinstellingen hersteld.
Randen van foto’s kunnen iets donkerder worden als de flitser wordt gebruikt op korte afstanden zonder dat de zoom
wordt gebruikt (vlakbij de maximale instelling voor W - groothoek). U kunt dit oplossen door enigszins in te zoomen.
Als er moet worden geflitst, worden de flitstypesymbolen (bijvoorbeeld ) rood als u de ontspanknop half indrukt.
Er kunnen geen foto’s worden gemaakt als deze symbolen knipperen (flitser wordt opgeladen)
(bijvoorbeeld
).
Onvoldoende bereik van de flitser kan worden veroorzaakt door niet goed ingestelde belichting of witbalans.
Het flitseffect wordt mogelijk niet volledig bereikt bij korte sluitertijden.
Het opladen van de flitser kan even duren als de batterij bijna leeg is, of als de flitser enkele keren
achter elkaar wordt gebruikt.
Wanneer u het onderwerp van dichtbij beeldvullend wilt opnemen, kunt u door
instellen op [MACRO-AF] ( ) onderwerpen dichter benaderen dan bij de normale
scherpstelafstand (tot op 3 cm in de maximale W groothoekstand).
Open de [MACRO STAND]
Selecteer [MACRO-AF]
Wordt ongeveer 5 sec. aangegeven
Neem de foto
aanduiding
Close-up foto’s maken zonder erg dicht bij het onderwerp te komen
‘Telemacro’ functie
Handig voor het maken van close-up foto’s van bijvoorbeeld schuwe vogels die niet te benaderen
zijn, of ook voor foto’s met een diffuse onscherpe achtergrond, zodat uw onderwerp beter uitkomt.
De ‘Telemacro’ functie treedt automatisch in werking wanneer de optische of de
extra-optische zoomwaarde dichtbij de maximale telestand komt (10 x of verder
optisch inzoomen). Er kan scherpgesteld worden op afstanden van 1 meter of meer.
Draai
naar de
maximale T
telestand
verandert in
De digitale zoom kan ook worden gebruikt.
Deze functie werkt tevens ook bij het maken van
foto’s met de volgende scènefuncties. ( wordt
niet weergegeven)
[VOEDSEL], [KAARSLICHT], [BABY], [HUISDIER],
[H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-
BURST], [SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] ,
[HOGE DYNAMIEK], [ONDER WATER]
Het kan even duren totdat onderwerpen
op grote afstand scherp worden.
Bij gebruik van de (Modus
[INTELLIGENT AUTO]) kunt u de
macro-opnamefunctie inschakelen
door eenvoudigweg de camera op
uw onderwerp te richten. (wanneer
wordt weergegeven)
De [MACRO-AF] functie wordt
automatisch ingeschakeld wanneer u
de [AF MODE] instelt op (Autofocus-
volgen). ( wordt niet aangegeven.)