Installation Instructions

110
LET OP
De binnenunit moet een klein beetje naar de kant hellen
waar de afvoerpijp is aangesloten, zoals u kunt zien op de
afbeelding hieronder, zodat het afvoerwater weg kan lopen
zonder in het midden te blijven staan. (Afb. 3-24)
Plafond
Ongeveer 1°
Ongeveer 2°
Plafond
Diagonaal rechts beneden (vooraanzicht)
(Bijv.: Diagonaal-rechts-achter)
Diagonaal achter (zijaanzicht)
Afb. 3-24
4. ELEKTRISCHE BEDRADING
4-1. Algemene voorzorgen voor de bedrading
(1) Voor u aan de bedrading begint, moet u het opgegeven
voltage van het toestel zoals aangegeven op de naamplaat
controleren en dan de bedrading zorgvuldig volgens het
bedradingsschema uitvoeren.
(2) Er moeten stroomonderbrekers worden opgenomen
in de vaste bedrading in overeenstemming met de
geldende regelingen voor elektrische bedrading. De
stroomonderbreker moet van het juiste amperage (10-16
A) zijn en moet alle polen gelijktijdig onderbreken.
(3) Om eventuele risico’s van het kapot raken van isolatie te
voorkomen, moet het toestel geaard worden.
(4) Alle bedradingsaansluitingen moeten worden uitgevoerd
overeenkomstig het bedradingsschema. Verkeerde
bedrading kan leiden tot storingen of schade aan het
toestel.
(5) Zorg ervoor dat de bedrading niet in aanraking kan komen
met de koelleidingen, de compressor, of met bewegende
onderdelen van de ventilator.
(6) Niet-geautoriseerde wijzigingen in de interne bedrading
kunnen zeer gevaarlijk zijn. De fabrikant aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor enige schade of storing als
resultaat van dergelijke niet-geautoriseerde wijzigingen.
(7) De regelgeving over de vereiste diameter van de
bedrading verschilt van plaats tot plaats. Voor de juiste
regelgeving voor de bedrading dient u uw PLAATSELIJKE
ELEKTRISCHE REGELGEVING te raadplegen voor u de
werkzaamheden begint.
U moet zich ervan verzekeren dat de installatie voldoet
aan alle toepasselijke regelgeving.
(8) Om storingen of defecten van de airconditioner door
elektrische ruis of storing te voorkomen, moet de
bedrading zorgvuldig worden uitgevoerd:
De bedrading voor de afstandsbediening en de bediening
tussen de units moet gescheiden worden uitgevoerd van de
stroomdraden tussen de units.
Gebruik afgeschermde draden voor de bedieningsbedrading
tussen de units en aard de afscherming aan beide zijden.
(9) Als het stroomsnoer van dit toestel beschadigd is, moet het
vervangen worden door een reparateur die is aangewezen
door de fabrikant, omdat er speciaal gereedschap voor
vereist is.
LET OP
Controleer de plaatselijk geldende bouwverordeningen en
andere regelgeving betreffende elektrische bedrading voor
u de bedrading aanlegt.
Controleer ook de opgegeven instructies of beperkingen.
4-2. Aanbevolen draadlengte en draaddiameter voor
de stroomvoorziening
Binnenunit
Type
(B)
Stroomvoorziening
Vertraagde zekering
of capaciteit van het
circuit
2,5 mm
2
T2 Max. 130 m 10-16 A
Bedieningsbedrading
(C) Tussen units
(tussen buiten-
en binnenunits)
bedieningsbedrading
(D) Bedrading
afstandsbediening
(E)
Bedieningsbedrading
voor groepsbediening
0,75 mm
2
(AWG #18)
Gebruik
afgeschermde
bedrading*
0,75 mm
2
(AWG #18)
0,75 mm
2
(AWG #18)
Max. 1000 m Max. 500 m Max. 200 m (totaal)
OPMERKING
*
Met ringvormige draadaansluiting.
PAC-i_T2-type.indb 110PAC-i_T2-type.indb 110 2013/06/11 18:56:162013/06/11 18:56:16