Operation Manual

6
De keuze van de ruimte
Plaats het apparaat in een droge en regelmatig
geventileerde ruimte. De toegestane temperatuur van
de omgeving voor de juiste werking van het apparaat
is afhankelijk van de uitvoering (klasse) van het
apparaat, die op het typeplaatje van het apparaat
vermeld is. Plaats het apparaat niet in de buurt
van warmtebronnen, bijvoorbeeld een gasfornuis,
verwarming, boiler enz. en stel het niet bloot aan
directe zonnestraling.
De koelkast moet tenminste 3 cm van het
elektrisch of gasfonuis respectievelijk 30 cm van
de verwarming of kachel worden geïnstalleerd. Bij
kleinere afstanden moet er een isolatieplaat worden
gebruikt.
De afstand tot de muur, respectievelijk de vrije
ruimte achter de kast, dient ongeveer 200 c te
bedragen. Een keukenkastje boven de koelkast moet
aan de achterzijde een ruimte van tenminste 5 cm
hebben. Daardoor wordt een voldoende koeling van
de condensor gewaarborgd.
Klasse Omgevingstemperatuur
SN (subnormaal) van + 1C tot + 32°C
N (normaal) van + 16°C tot + 32°C
ST (subtropisch) van + 1C tot + 3C
T (tropisch) van + 1C tot + 4C
Aansluiten
Sluit het apparaat met de aansluitkabel op
het electriciteitsnet aan. De wandcontactdoos
moet geaard zijn (veiligheids- stopcontact). De
voorgeschreven netspanning en frequentie zijn op het
typeplaatje van de koelkast vermeld.
De aansluiting op het electriciteitsnet en de aarding
van het apparaat moeten volgens de geldige
standaarden en voorschriften uitgevoerd zijn.
Het apparaat laat een kortdurende
spanningsafwijking toe, echter hoogstens van -15 tot
+10%.
OPSTELLEN