Instructieboekje
De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Scan deze code voor directe toegang tot uw gebruiksaanwijzing. Als de rubriek "MyPeugeot" niet beschikbaar is op de website van Peugeot voor uw land, kunt u uw gebruiksaanwijzing op het volgende internetadres raadplegen: http://public.servicebox.peugeot.
WELKOM Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien. Wij danken u voor uw keuze voor de 108.
Inhoud Overzicht Eco-rijden . .
Inhoud Veiligheid Richtingaanwijzers Claxon Alarmknipperlichten Bandenspanningscontrolesysteem ESP-systeem Veiligheidsgordels Airbags Praktische informatie 102 102 103 103 107 110 113 Brandstoftank Bandenreparatieset Wiel verwisselen Sneeuwkettingen Een lamp vervangen Zekeringen vervangen 12V-accu Eco-mode Ruitenwisserblad vervangen Slepen van uw auto Allesdragers monteren Accessoires Technische gegevens 134 136 141 146 147 152 161 164 164 165 166 167 Motoren Gewichten Afmetingen Identificatie 177 178
Overzicht Buitenzijde Elektronische sleutel: Keyless entry and start Met dit systeem kan de auto worden geopend, gesloten en gestart wanneer u zich met de sleutel in de detectiezone bevindt, zonder dat u de sleutel tevoorschijn hoeft te halen. 33 Stop & Start-systeem Bandenspanningscontrole Dit systeem zet de motor tijdelijk af (STOPstand) als u stopt (bij een verkeerslicht, verkeersopstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden.
Overzicht . Buitenzijde Elektrisch bedienbaar vouwdak Het elektrisch bedienbare vouwdak kan met één druk op de schakelaar worden geopend en gesloten. 42 Bandenreparatieset Achteruitrijcamera Deze complete set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel voor een tijdelijke reparatie van de band. Deze functie wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden worden op het touchscreen weergegeven.
Overzicht 6
Overzicht . Cockpit 1. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 2. Stuurwieltoetsen van de autoradio of het touchscreen 3. Schakelflippers van de ETG-versnellingsbak 4. Schakelaar van de snelheidsbegrenzer 5. Schakelaar ruitenwissers/-sproeiers 6. Schakelaars ruitbediening 7. Hendel motorkapontgrendeling 8. Ontgrendelingsschakelaar tankklep 9. Uitschakeltoets Stop & Start-systeem Hoogteverstelling koplampen 10. Buitenspiegelverstelling 11. Uitschakeltoets ESP/TRC 12. Hendel stuurwielverstelling. 13.
Eco-rijden Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Eco-rijden Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, enz.) van uw auto. Voor het vervoeren van bagage op het dak verdient een dakkoffer de voorkeur. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Controle tijdens het rijden Instrumentenpaneel 1. 2. 3. Snelheidsmeter (km/h of mph). Centraal display. Raadpleeg voor meer informatie de desbetreffende rubriek. Schakelindicator. Toerenteller* 4. 5. Bedieningsknop display. Weergave van informatie in oplopende volgorde. Bedieningsknop display. Weergave van informatie in aflopende volgorde. Het motortoerental wordt aangegeven door middel van oranje verlichte segmenten.
Controle tijdens het rijden Centraal display 1 De weergegeven informatie is afhankelijk van de motoruitvoering en het type versnellingsbak van uw auto. Centraal display van de uitvoering met e-VTi 68-motor en handgeschakelde versnellingsbak Centraal display van de uitvoering met VTi 68-motor en ETG-versnellingsbak 1. 1. 2. 3. Buitentemperatuur. Deze knippert bij kans op gladheid. Informatie over de auto met: - Kilometerteller en dagteller. Raadpleeg de desbetreffende rubriek.
Controle tijdens het rijden Display verklikkerlampjes veiligheidsgordels en airbag voorpassagier A. Verklikkerlampje niet-vastgemaakte veiligheidsgordel links achter. B. Verklikkerlampje niet-vastgemaakte veiligheidsgordel rechts achter. C. Verklikkerlampje uitschakeling airbag voorpassagier. D. Verklikkerlampje inschakeling airbag voorpassagier. Het verklikkerlampje C of D blijft branden, afhankelijk van de status van de airbag voor de voorpassagier (uitgeschakeld of ingeschakeld).
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes 1 De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). Sommige verklikkerlampjes kunnen zowel gaan branden als gaan knipperen. Aan de manier van oplichten in combinatie met de werkingsfase van de auto valt af te lezen of er sprake is van een normale situatie of een storing.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes ingeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal. Controlelampje 14 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Parkeerlicht of dimlicht permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Handrem permanent, in combinatie met een geluidssignaal. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat; trap het rempedaal in. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de handrem.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Schakelindicator. Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. Er kan worden opgeschakeld. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie. Er kan worden teruggeschakeld (alleen bij de VTi 68-motor). Snelheidsbegrenzer (e-VTi 68-motor) 16 permanent. De snelheidsbegrenzer is ingeschakeld.
Controle tijdens het rijden Controlelampjes uitgeschakelde functies De volgende lampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal. Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Airbag vóór aan passagierszijde permanent, op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "OFF". De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Stop & Startsysteem (e-VTi 68-motor) 18 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. Het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld. Schakel de functie weer in door nogmaals op de toets te drukken. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende controlelampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Controleer altijd wat er aan de hand is als er een waarschuwingslampje gaat branden. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen knippert (uitsluitend VTi 68-motor). De temperatuur van de koelvloeistof loopt op. Rijd voorzichtig. permanent. De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Laag brandstofniveau permanent. Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is. Inhoud brandstoftank: ongeveer 35 liter.
Controle tijdens het rijden Controlelampje 22 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Airbags permanent. Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. ETGversnellingsbak permanent. De ETG-versnellingsbak is defect. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Koppeling knippert, in combinatie met een geluidssignaal.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Stop & Start (e-VTi 68-motor) knippert. Het Stop & Start-systeem werkt niet. Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk of door eengekwalificeerde werkplaats. Snelheidsbegrenzer permanent. De snelheidsbegrenzer werkt niet. Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Tellers Kilometerteller/dagteller Als het contact wordt aangezet, wordt afhankelijk van de geselecteerde weergave bij het afzetten van de motor, de kilometerteller of de dagteller weergegeven. 24 Druk op de een van de knoppen 1 om afwisselend de kilometerteller en de dagteller weer te geven: bij de kilometerteller wordt "ODO" weergegeven, bij de dagteller wordt "TRIP" weergegeven.
Controle tijdens het rijden 1 Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft de resterende hoeveelheid brandstof aan: 1/1 en zes segmenten: de brandstoftank is vol. R en één knipperend segment: de brandstoftank is bijna leeg. Te laag brandstofniveau Als het brandstofniveau te laag is, gaat het laatste segment knipperen in combinatie met een geluidssignaal. De resterende hoeveelheid brandstof bedraagt nog ongeveer 5 liter.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...). Weergave van de informatie Traject op nul zetten Dimmer dashboardverlichting F Druk herhaaldelijk op een van deze toetsen om de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven: - De totale kilometerstand. - Het traject "A". - Het traject "B". - De tijd per traject van het Stop & Startsysteem*. - De totale tijd van het Stop & Startsysteem*.
Controle tijdens het rijden Met touchscreen Boordcomputer, enkele definities Als uw auto is uitgerust met de touchscreen, kunt u hierop verschillende gegevens over uw actuele traject bekijken. Actieradius Gemiddeld verbruik (km of miles) Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers). (l/100 km, km/l of mpg) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Controle tijdens het rijden Tijd instellen Radio De tijd kan worden ingesteld met de draaiknop "MENU" : druk op de draaiknop om toegang te krijgen tot de menu's en een gemaakte keuze te bevestigen, draai aan de draaiknop om een functie of een onderdeel in de lijst te selecteren. U kunt te allen tijde terugkeren naar de vorige stap door op de toets "Back" te drukken. 28 F Druk op de draaiknop om toegang te krijgen tot de menu's. F Draai aan de draaiknop om "CLOCK" te selecteren.
Controle tijdens het rijden 1 Touchscreen Druk op "Configuratie". Stel de uren en minuten in met behulp van de pijlen op het scherm. Druk op "Algemeen". Selecteer het formaat van de tijdweergave. Selecteer "Klok". Druk op "OK" om te bevestigen en het menu af te sluiten.
Toegang tot de auto Sleutels Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en de achterklep vergrendeld en ontgrendeld worden, kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld en wordt het contactslot/stuurslot bediend. Vergrendelen Ontgrendelen - - - 30 Steek de sleutel in het slot van een van de voorportieren en draai hem richting de achterzijde van de auto om het desbetreffende portier te vergrendelen.
Toegang tot de auto Afstandsbediening Met behulp van de afstandsbediening kan de auto op afstand worden vergrendeld en ontgrendeld en kan de auto worden gelokaliseerd. Uitklappen/inklappen van de sleutel Vergrendelen F Druk op de toets met het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen. De richtingaanwijzers knipperen eenmaal. Lokaliseren van de auto 2 F Druk op het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats.
Toegang tot de auto Batterij van afstandsbediening vervangen Elektronische startblokkering Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor nadat in de auto is ingebroken. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden.
Toegang tot de auto "Keyless entry and start"-systeem 2 Systeem waarmee de auto geopend, gesloten en gestart kan worden zonder dat u de elektronische sleutel tevoorschijn hoeft te halen. Openen van de auto Elektronische sleutel Deze elektronische sleutel kan ook worden gebruikt als afstandsbediening. Zie de rubriek "Afstandsbediening". In de elektronische sleutel zit een noodsleutel.
Toegang tot de auto Sluiten van de auto Vergrendeling F Druk, als de sleutel zich binnen een van de detectiegebieden A bevindt, op de knop van de portiergreep van een van de voorportieren of druk op de knop onder de achterklep. De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Toegang tot de auto 2 Noodprocedure Met de geïntegreerde sleutel kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de elektronische sleutel niet werkt en in het geval van een storing in het "Keyless entry and start"-systeem: lege batterij, accu ontladen of losgekoppeld, ... auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling. F Houd de nok 1 ingedrukt om de geïntegreerde sleutel 2 te kunnen verwijderen.
Toegang tot de auto Levensduur van de batterij van de elektronische sleutel Batterij van de elektronische sleutel vervangen Om ervoor te zorgen dat de batterij langer meegaat, kunt u de werking van de elektronische sleutel blokkeren (geen ontvangst van radiogolven). F Druk twee keer op het open hangslot terwijl u het gesloten hangslot ingedrukt houdt. Controleer of het lampje op de elektronische sleutel vier keer knippert.
Toegang tot de auto Sleutels verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Toegang tot de auto Portieren Van binnenuit vergrendelen/ ontgrendelen van een portier Portier geopend Auto's zonder centrale vergrendeling Door de knop A te bedienen wordt alleen het desbetreffende portier vergrendeld/ontgrendeld. Auto's met centrale vergrendeling Met de knop A kan een portier worden vergrendeld/ontgrendeld. Door de knop A aan bestuurderszijde te bedienen worden alle portieren en de achterklep vergrendeld/ontgrendeld.
Toegang tot de auto Vergrendelen/ontgrendelen en openen van de achterklep Met de sleutel - - Steek de sleutel in het slot en draai hem rechtsom om de achterklep te ontgrendelen en op een kier te zetten. De portieren blijven vergrendeld. Trek de achterklep open met behulp van de handgreep aan de buitenzijde. Als u de achterklep sluit, wordt hij meteen vergrendeld. Met de afstandsbediening 2 F Druk op het open hangslot om de portieren en de achterklep te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Met het Keyless entry and start-systeem F Druk terwijl u de sleutel bij u draagt op de ontgrendelknop van de achterklep om de achterklep te ontgrendelen en op een kier te zetten. De portieren worden dan ook vergrendeld. F Trek de achterklep open met behulp van de handgreep aan de buitenzijde. Als de auto al is ontgrendeld via de voorportieren, hoeft u de elektronische sleutel niet bij u te dragen om de achterklep met de ontgrendelknop te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare voorportierruiten* Aan de bestuurderszijde bevinden zich schakelaars voor zowel het bestuurdersportier als het voorportier aan passagierszijde. Zijruiten achter Bij de 5-deurs uitvoering zijn de achterste zijruiten uitstelbaar voor een optimale ventilatie van de achterste zitplaatsen. 2 Openen De ruitbediening werkt niet als het contact is afgezet. 1. 2. Elektrische ruitbediening links voor. Elektrische ruitbediening rechts voor.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbaar vouwdak* Uw auto kan zijn uitgerust met een elektrisch bedienbaar vouwdak. Elektrisch openen en sluiten Het dak kan worden geopend en gesloten door op de zijde openen 1 en sluiten 2 van de schakelaar op de plafonnier te drukken. Door de asymmetrische vorm van de schakelaar voor het openen wordt per ongeluk sluiten voorkomen. * Volgens uitvoering. 42 Het bedienen van het dak is mogelijk bij aangezet contact, bij draaiende motor en tijdens het rijden.
Toegang tot de auto 2 Posities van het dak Positie 0: Dak volledig gesloten. Positie 1: Positie waarin het dak stopt bij het automatisch sluiten. Positie 2: Dak volledig geopend. Openen Sluiten F Druk kort op de zijde openen van de schakelaar om het dak in stappen te openen. of F Houd de zijde openen van de schakelaar ingedrukt totdat het dak begint te bewegen; het dak wordt volledig geopend. Door nogmaals op de schakelaar te drukken wordt de beweging van het dak gestopt.
Toegang tot de auto Storing Beveiliging van de elektromotoren voor het openen en sluiten van het dak Windscherm Raadpleeg in geval van een elektrische storing het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als het dak herhaaldelijk wordt geopend en gesloten, kunnen de elektromotoren oververhit raken, waardoor het dak niet meer geopend of gesloten kan worden. Laat de motoren gedurende tien minuten afkoelen zonder een beweging uit te voeren.
Toegang tot de auto 2 Gebruiksvoorschriften Plaats nooit voorwerpen op het dak als dit is geopend of gesloten. Ga nooit op de daktraverse zitten en plaats er geen voorwerpen op als het dak is geopend. Open het dak niet bij sneeuw of ijzel, om te voorkomen dat het dak hierdoor beschadigd raakt. Gebruik nooit scherp gereedschap om sneeuw of ijs van het dak te verwijderen. Om blijvende vouwlijnen in het dak te voorkomen, is het raadzaam het dak niet gedurende lange periodes geopend te houden.
Toegang tot de auto Onderhoudstips Algemene adviezen voor wat betreft het onderhoud van uw auto vindt u in het garantie- en onderhoudsboekje. Vouwdak Verwijder met een zachte borstel of een stofzuiger zoveel mogelijk vuil van het vouwdak voordat u het dak gaat wassen. Verwijder vlekken door ze te deppen (nooit door ze weg te wrijven) met een spons en zeepsop, en spoel het dak direct daarna af met schoon water.
Comfort Handmatig verstelbare voorstoelen Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld. Verstelling in lengterichting Rugleuningverstelling Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel* F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. F Buig iets naar voren zodat u niet tegen de rugleuning leunt. F Draai aan de knop om de gewenste hoek te verkrijgen. F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
Comfort Schakelaar stoelverwarming Bij draaiende motor kunnen de voorstoelen afzonderlijk worden verwarmd. F Druk op de schakelaar. Het verklikkerlampje gaat branden. F Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming uit te schakelen. De temperatuur wordt automatisch geregeld. De stoelverwarming wordt ongeveer twee minuten na het afzetten van het contact uitgeschakeld. Zet het contact aan en druk op de schakelaar om de stoelverwarming weer in te schakelen.
Comfort Achterbank Uw auto is uitgerust met een achterbank met een eendelige vaste zitting, en afhankelijk van de uitvoering: een in delen (50/50) neerklapbare rugleuning, een eendelige neerklapbare rugleuning. Opbergen van de veiligheidsgordels Neerklappen van de achterbankleuning Terugplaatsen van de achterbankleuning 3-deurs Het neerklappen geschiedt vanaf de achterzijde van de auto met geopende achterklep. F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand. Zie de rubriek "Hoofdsteunen achter".
Comfort Hoofdsteunen achter* De hoofdsteunen achter zijn afneembaar en kunnen in twee standen worden gezet: omhoog, om ze te gebruiken. omlaag, als ze niet worden gebruikt. Trek aan de hoofdsteun om hem omhoog te zetten. Druk op de blokkeerpal A en vervolgens op de hoofdsteun om hem omlaag te zetten. Verwijderen: kantel de rugleuning iets naar voren, zet de hoofdsteun in de hoogste stand, druk op de blokkeerpal A en trek de hoofdsteun gelijktijdig omhoog.
Comfort Spiegels Handmatig bedienbare buitenspiegels Elektrisch verstelbare buitenspiegels Ontwasemen - ontdooien Gebruik de knop voor het ontwasemen - ontdooien van de achterruit. 3 Raadpleeg de rubriek "Ontwasemen-ontdooien van de achterruit". F Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Verstellen Inklappen/uitklappen F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. F Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.
Comfort Stuurwiel verstellen Binnenspiegel Juiste zitpositie Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie af in de volgende volgorde: de hoek van de rugleuning, de hoogte van de zitting van de stoel, de verstelling in lengterichting van de zitting, de hoogte van het stuurwiel. de buitenspiegels en binnenspiegel. - De binnenspiegel kent 2 standen: dagstand (normaal), nachtstand (antiverblinding).
Comfort Ventilatie 1. 2. 3. 4. 5. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming. Middelste ventilatierooster. Zijventilatieroosters. Uitstroomopeningen voor beenruimte inzittenden voor. Uitstroomopeningen voor beenruimte inzittenden achter (volgens uitvoering).
Comfort Gebruiksadviezen Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren. Zorg voor een goede verdeling van de lucht en let erop dat het luchtinlaatrooster, de ventilatieroosters, de luchtkanalen en de uitstroomopeningen onder de voorstoelen niet afgedekt zijn. Zorg ervoor dat het interieurfilter, dat zich achter het dashboardkastje in de aircogroep bevindt, in een goede staat verkeert.
Comfort Verwarming De verwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor. Temperatuurregeling F Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar uw wens in te stellen. Luchtverdeling Middelste ventilatierooster en zijventilatieroosters. 3 Middelste ventilatierooster, zijventilatieroosters en luchtstroom naar de beenruimte. Luchtstroom naar de beenruimte. Regeling luchtopbrengst F Draai de knop van stand 1 naar stand 4 om de luchtopbrengst naar uw wens in te stellen.
Comfort Handbediende airconditioning Dit systeem werkt alleen als de motor draait. Temperatuurregeling F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen. Luchtverdeling Middelste uitstroomopening en zijventilatieroosters. Middelste uitstroomopening, zijventilatieroosters en voeten. Beenruimte. Luchtopbrengstregeling Voorruit en beenruimte. F Draai de knop in één van de vier standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Comfort Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Airconditioning aan/uit De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast. Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan. F Verplaats de knop naar links in de stand "Luchtrecirculatie".
Comfort Automatische airconditioning De airconditioning werkt bij draaiende motor. Automatisch programma Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten en het elektrisch bedienbare vouwdak zijn gesloten.
Comfort Handmatig instellen Temperatuurregeling Het is mogelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld. Het symbool "AUTO" gaat uit. Bij het indrukken van de toets "AUTO" zal het systeem weer volledig automatisch functioneren. In de handbediende stand kunnen onaangename verschijnselen optreden (temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en is het comfort niet optimaal.
Comfort Regeling luchtverdeling F Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar: - - 60 de centrale uitstroomopening en de zijventilatieroosters, de centrale uitstroomopening, de zijventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers, de beenruimte van de passagiers, de voorruit en de beenruimte van de passagiers, de centrale uitstroomopening, de zijventilatieroosters en de voorruit de voorruit.
Comfort 3 Uitschakelen van het systeem F Druk op de toets van de luchtopbrengstregeling tot het symbool van de ventilator is verdwenen. Hierdoor worden alle functies van het systeem uitgeschakeld. Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Een zwakke luchtstroom, veroorzaakt door de verplaatsing van de auto, blijft voelbaar. Druk nogmaals op de toets "AUTO" om het systeem weer met de laatstingestelde waarden in te schakelen.
Comfort Ontwasemen - Ontdooien voorzijde Deze opdruk geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien. Richt bij koud weer de zijventilatieroosters op de zijruiten zodat deze sneller ontwasemd worden. 62 Met verwarmings-/ ventilatiesysteem Met handbediende airconditioning Met automatische airconditioning F Zet de knoppen van de luchttemperatuur en de aanjagersnelheid in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.
Comfort Achterruitverwarming De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de verwarming/ventilatie of de airconditioning. AAN UIT De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor. F Druk nogmaals op deze toets om de achterruitverwarming uit te schakelen. Het controlelampje van de toets gaat uit. F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het controlelampje van de toets gaat branden.
Indelingen Indeling vóór 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 64 Zonneklep Dashboardkastje. Radio, Touchscreen of opbergvak. 12V-aansluiting (max. 120 W). Overschrijd het maximale vermogen niet om uw apparatuur niet te beschadigen. USB-aansluiting. Jack-aansluiting. Opbergvakken en bekerhouders. Bekerhouder. Portiervakken.
Indelingen Zonneklep Dashboardkastje 12V-aansluiting 4 De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt om u te beschermen tegen zonlicht. De zonnekleppen zijn voorzien van een makeupspiegel met klep en een kaarthouder. In het dashboardkastje kan de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen. F Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen.
Indelingen USB-aansluiting JACK-aansluiting Tijdens het gebruik van draagbare apparatuur wordt deze automatisch opgeladen, wanneer aangesloten op de USB-poort. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting de rubriek "Audio en telematica". Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick. Via de USB-aansluiting kunt u audiobestanden afspelen via uw autoradio, zodat u ernaar kunt luisteren via de luidsprekers van de auto.
Indelingen Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto. Bevestigen Verwijderen Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: F zet de stoel in de achterste stand, F maak de bevestigingen los, F verwijder vervolgens de mat. Terugplaatsen Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.
Indelingen Hoedenplank Om het beladen van de bagageruimte te vereenvoudigen is de hoedenplank bevestigd aan de achterklep. Controleer bij het sluiten van de achterklep of er niets in de weg zit waardoor de hoedenplank niet goed op zijn plaats kan vallen. Verwijderen van de hoedenplank: F open de achterklep, F maak de twee koorden los, F trek de hoedenplank met enige kracht uit de scharnierpunten op de binnenbekleding van de achterklep.
Indelingen Indeling bagageruimte 1. 2. Haken Noodreservewiel en gereedschap of Opbergbak Plaats het wiel of de opbergbak terug onder de vloerbekleding voordat u de bagageruimte gaat beladen.
Indelingen Haken Opbergbak Hieraan kunt u een tas ophangen. F Verwijder de vloermat van de bagageruimte voor toegang tot de opbergbak. Maximaal gewicht aan de haken: 2 kg. 70 Hierin vindt u, afhankelijk van de uitvoering, verschillende ruimtes voor het opbergen van: een sleepoog, een bandenreparatieset, ... Uitvoeringen met opbergbak: deze moet op de daarvoor bestemde plaats zijn aangebracht voordat u de bagageruimte gaat beladen.
Rijden Starten - afzetten van de motor met de sleutel Contact 1. 2. 3. 4. Stand "LOCK". Stand "ACC". Stand "ON". Stand "START". Als u langdurig accessoires gebruikt (contact in de stand 2 of 3), kan de accu ontladen raken. Uw auto kan dan mogelijkerwijs niet meer starten. Houd hier rekening mee. Starten met de sleutel Afzetten Auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: F Steek de sleutel in het contactslot.
Rijden Starten - afzetten van de moteur met het Keyless entry and start-systeem Stand van het contact wijzigen Als u langdurig accessoires gebruikt, wordt het contact na ongeveer 20 minuten automatisch afgezet (stand "OFF"). Dit is bedoeld om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, houd hier rekening mee.
Rijden Starten met de elektronische sleutel Auto's met ETG-versnellingsbak: F Zet, terwijl de elektronische sleutel zich in de auto bevindt, de selectiehendel in de stand N en houd het rempedaal ingetrapt. Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden. F Druk op de "START/STOP"-knop en laat deze los. De eerste keer dat op de " START/ STOP "-knop wordt gedrukt, gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel langzaam knipperen.
Rijden Afzetten met de elektronische sleutel F Zet de auto stil. F Zet bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand en bij auto's met ETGversnellingsbak de selectiehendel in de stand N. F Druk op de "START/STOP"-knop terwijl de elektronische sleutel zich in het interieur van de auto bevindt. De motor wordt afgezet. Het stuurslot wordt vergrendeld bij het openen van een portier of bij het vergrendelen van de auto.
Rijden Noodprocedure voor het afzetten van de motor Als de elektronische sleutel niet wordt herkend In noodgevallen kan de motor geforceerd worden afgezet door de knop "START/STOP" langer dan twee seconden ingedrukt te houden. In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra de auto stilstaat. Als de elektronische sleutel zich niet meer in het detectiegebied bevindt tijdens het rijden of wanneer u (op een later moment) de motor wilt afzetten, wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal.
Rijden Handbediende parkeerrem Handgeschakelde 5-versnellingsbak Inschakelen van de achteruitversnelling Aantrekken Vrijzetten F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten. F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag. Als dit controlelampje tijdens het rijden brandt in combinatie met een geluidssignaal, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Rijden ETG-versnellingsbak Bij de ETG-versnellingsbak met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen het comfort van de automatische bediening en het plezier van handmatig schakelen. Selectiehendel Schakelflippers aan het stuurwiel Weergave op het instrumentenpaneel 5 R. Achteruitversnelling (Reverse): trap het rempedaal in en beweeg de selectiehendel naar rechts en vervolgens naar voren om deze stand te selecteren. N.
Rijden Starten van de auto F Trap als de handrem is aangetrokken het rempedaal in en selecteer de stand N. F Start de motor. Als u het rempedaal niet intrapt of als de selectiehendel niet in de stand N staat, kan de motor niet worden gestart. F Selecteer terwijl u het rempedaal intrapt de stand R, E of M. F Zet de handrem vrij. F Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto zal zich direct in beweging zetten.
Rijden Handmatige stand Tijdelijk handmatig schakelen U kunt tijdelijk handmatig schakelen met de flippers "+" en "-" aan het stuurwiel. De gekozen versnelling wordt alleen ingeschakeld als het motortoerental dit toestaat. Als de gekozen versnelling niet kan worden ingeschakeld, klinkt een geluidssignaal. De ingeschakelde versnelling wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Deze functie stelt u in staat om op bepaalde situaties te anticiperen, zoals inhalen of het naderen van een bocht.
Rijden Achteruitversnelling Parkeren van de auto De achteruitversnelling kan alleen worden ingeschakeld als de auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt. F Selecteer de stand R. U kunt de auto stilzetten met de selectiehendel in elke stand (N, E of R). Maar er klinkt een geluidssignaal bij het openen van het bestuurdersportier als de selectiehendel niet in de stand N staat. Er klinkt een geluidssignaal als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Rijden Schakelindicator Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren. Werking Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren om te schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.
Rijden Hill Start Assist Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt, bij bepaalde hellingcondities, als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld. Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Rijden Stop & Start (e-VTi 68-motor) Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden Storing Overgang naar de START-stand Dit verklikkerlampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - 84 Als u het koppelingspedaal volledig intrapt.
Rijden Onderhoud Uitschakelen Inschakelen Druk nogmaals op deze toets. Het systeem is dan weer ingeschakeld; dit wordt bevestigd door het doven van het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra de motor door de bestuurder wordt gestart.
Rijden Snelheidsbegrenzer (VTi 82-motor) De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan 30 km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h opgeslagen. Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de schakelaar.
Rijden Inschakelen Onderbreken F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door nogmaals de schakelaar naar u toe te bewegen: het onderbreken wordt bevestigd op het display (Pause). F Beweeg de schakelaar nogmaals naar u toe om de snelheidsbegrenzer weer in te schakelen. F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld.
Rijden Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Uitschakelen F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden. De werking van de snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert. F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.
Rijden Snelheidsbegrenzer (e-VTi 68-motor) De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan 30 km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h opgeslagen. Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de schakelaar.
Rijden Inschakelen F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld. Dit verklikkerlampje brandt op het instrumentenpaneel. F Verhoog of verlaag de wagensnelheid om de gewenste snelheid te bereiken. F Beweeg de schakelaar omlaag om de snelheid op te slaan. De snelheid waarop u rijdt op het moment dat u de schakelaar loslaat, wordt de ingestelde snelheid.
Rijden Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Uitschakelen F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden. De werking van de snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert. F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie over de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.
Rijden Achteruitrijcamera De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven. De beelden van de camera worden uitsluitend op de touchscreen weergegeven, waarbij het uiteinde van de achterbumper (rode lijn) en de globale rijrichting van de auto (blauwe lijnen) worden aangegeven. Kijk bij het achteruitrijden niet alleen op het scherm.
Zicht Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen. Hoofdverlichting Aanvullende verlichting De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen waar het omgevingslicht onvoldoende is.
Zicht Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. Lichten uit / Verlichting overdag. Alleen parkeerlicht. Uitvoering zonder automatische inschakeling Grootlichtschakelaar Dimlicht of grootlicht. Automatische verlichting. Duw als het dimlicht is ingeschakeld de hendel naar voren om over te schakelen naar grootlicht. Trek de hendel naar u toe om weer over te schakelen naar dimlicht.
Zicht Ring voor de selectie van de mistverlichting De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Zicht Automatische verlichting Inschakelen F Draai de ring in de stand "AUTO". Uitschakelen F Draai de ring in een andere stand. Dankzij een lichtsensor worden, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen, het parkeerlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is. De sensor bevindt zich aan de onderzijde van de voorruit.
Zicht Handbediende follow me home-verlichting* Inschakelen Uitschakelen F Zet de lichtschakelaar in de stand "Verlichting uit" of "AUTO". F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. De lichten blijven gedurende ongeveer 30 seconden branden. De handbediende follow me home-verlichting wordt onmiddellijk uitgeschakeld als: u opnieuw een "lichtsignaal" geeft, u de lichtschakelaar in een andere stand zet, u het contact aanzet.
Zicht Koplampen verstellen Reizen naar het buitenland Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Verstel de koplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0. Alleen bestuurder. 0.5. Bestuurder + voorpassagier. 1.
Zicht Ruitenwisserschakelaar Verwijder onder winterse omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied rondom de ruitenwisserarmen en de ruitenwisserbladen en van het voorruitrubber alvorens de ruitenwissers in te schakelen. Handmatige functies Ruitenwissers vóór Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de gewenste stand. Eén keer wissen. Schakel de ruitenwissers niet in als de voorruit droog is.
Zicht Ruitensproeiers voor Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers treden in werking en na enige tijd worden ook de ruitenwissers ingeschakeld. Ruitenwisser achter Draai de ring in deze stand voor constant wissen. Door hem naar voren te bewegen wordt de ruitensproeier ingeschakeld tijdens het wissen. 100 Ruitensproeier achter Draai, terwijl de ruitenwisser is uitgeschakeld, de schakelaar naar u toe om de ruitensproeier te activeren, in combinatie met een aantal wisslagen.
Zicht Plafonnier In deze stand gaat de plafonnier branden als een van de portieren wordt geopend. Verlichting bagageruimte* De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de achterklep wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten. 6 De plafonnier is permanent uitgeschakeld. De plafonnier brandt permanent. Als de plafonnier in de stand "brandt permanent" is blijven staan, gaat hij ongeveer 20 minuten na het sluiten van het laatste portier automatisch uit. * Volgens uitvoering.
Veiligheid Richtingaanwijzers Claxon Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor direct gevaar. F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt. F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt. F Druk op een van de spaken van het stuurwiel. F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel. Drie keer knipperen F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken.
Veiligheid Alarmknipperlichten Bandenspanningscontrolesysteem Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden. Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden. Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset.
Veiligheid Waarschuwing te lage bandenspanning U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal. F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen. F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats. Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.
Veiligheid Resetten Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is. Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is. Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
Veiligheid Storing Sneeuwkettingen Het systeem mag niet worden gereset na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen. Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben. 106 Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem. In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.
Veiligheid Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP: Electronic Stability Control) dat de volgende systemen omvat: het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar, de noodremassistentie, de antispinregeling (TRC), de dynamische stabiliteitscontrole.
Veiligheid Werking Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal, duidt dit op een storing in het ABSsysteem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen. Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid Uitschakelen Opnieuw inschakelen In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, mul zand,...) kan het nuttig zijn het CSC- en het TRC-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. Het TRC- en het CSC-systeem worden automatisch weer ingeschakeld als de motor wordt gestart. Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen. Uitschakelen van alleen het TRC-systeem F Druk kort op deze knop.
Veiligheid Veiligheidsgordels 110 Veiligheidsgordels vóór Veiligheidsgordels achter De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheid Verklikkerlampje veiligheidsgordel(s) voor Verklikkerlampje(s) veiligheidsgordel(s) losgemaakt/ niet vastgemaakt 1. 2. 3. Verklikkerlampje veiligheidsgordels voor niet vastgemaakt/losgemaakt, op het instrumentenpaneel. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter losgemaakt, op het display verklikkerlampjes veiligheidsgordels en airbag voorpassagier. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter losgemaakt, op het display verklikkerlampjes veiligheidsgordels en airbag voorpassagier.
Veiligheid Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af en zorgen ervoor dat de inzittenden van de auto beter worden beschermd.
Veiligheid Airbags vóór Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag vóór aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
Veiligheid Zijairbags Storing Het branden van dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel duidt op een storing in het airbagsysteem. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. Plaats in het geval van een storing geen kinderzitje op de voorstoel en vervoer ook geen volwassen passagier op deze plaats.
Veiligheid Window-airbags De window-airbags dragen bij aan een betere bescherming van de bestuurder en passagiers bij een ernstige zijdelingse aanrijding, door de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen. De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Veiligheid Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje achterin "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje op de voorpassagiersstoel* "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst, moet de stoel in de achterste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven en moet de rugleuning rechtop worden gezet. De passagiersairbag vóór moet zijn uitgeschakeld.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET eller DRÆBT.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes PEUGEOT levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Plaatsing van kinderzitjes met behulp van de veiligheidsgordel Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen met een veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen a : Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. b: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Het plaatsen van reiswiegen en autobedjes op de voorpassagiersstoel is niet toegestaan. Als ze op de tweede zitrij worden geplaatst, kunnen andere plaatsen mogelijk niet meer gebruikt worden. c: Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-bevestigingen Kinderzitje vastmaken aan de Top Tether: verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens het kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd), voer de riem van het kinderzitje over de rugleuning van de zitplaats, tussen de openingen voor de pennen van de hoofdsteun door, bevestig de aansluiting van de bovenste bevestigingsriem aan de bevestiging B, trek de bovenste bevestigingsriem strak.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-kinderzitjes aanbevolen door PEUGEOT en gehomologeerd voor uw auto "Baby P2C Mini" met ISOFIX-basis (lengtecategorie: E) Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A. De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen "RÖMER Baby-Safe Plus" met basis "Baby-Safe Plus ISOFIX" (lengtecategorie: E) Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A. De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen "RÖMER Duo Plus ISOFIX" (lengtecategorie: B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B, de Top Tether. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. We raden u aan de ligstand te gebruiken. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingspunten.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Overzicht voor de plaatsing van ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met de letters A tot en met G.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Adviezen met betrekking tot kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderslot De achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen. De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren. F Zet de knop omlaag. Controleer voor het aanzetten van het contact altijd de stand van het kinderslot. Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling.
Praktische informatie Brandstoftank De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 35 liter. Te laag brandstofniveau Brandstof tanken Als het brandstofniveau te laag is, gaat dit verklikkerlampje branden en gaat het laatste blokje knipperen in combinatie met een geluidssignaal. De resterende hoeveelheid brandstof bedraagt nog ongeveer 5 liter. U kunt, afhankelijk van de rijomstandigheden en de motoruitvoering, minder dan 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden.
Praktische informatie Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren Na het tanken: F Draai de dop vast totdat u een klik hoort. Zodra u de dop loslaat, draait hij enigszins in de tegengestelde richting. F Druk de brandstoftankklep dicht. F Draai de dop los en hang hem aan de steun die zich aan de binnenzijde van de brandstoftankklep bevindt. F Steek het vulpistool tot de aanslag naar binnen alvorens dit te bedienen (kans op spatten). F Houd het vulpistool in deze stand tijdens het vullen.
Praktische informatie Bandenreparatieset De volledige set voor de reparatie van een band bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Toegang tot de set Samenstelling van de set Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte. 1.
Praktische informatie Reparatiemethode F Zet het contact af. F Plak de sticker met de snelheidslimiet in het interieur van de auto. F Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen. F Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met afdichtmiddel. F Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig deze aan de desbetreffende uitsparing van de compressor. F Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en bewaar het op een schone plaats.
Praktische informatie Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen. F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand "O" staat. F Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit. F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto. F Zet het contact aan.
Praktische informatie Controle / aanpassen bandenspanning F Zet de schakelaar in de stand "O". F Verwijder de set. F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten. F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set. U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om de bandenspanning te controleren of de banden op spanning te brengen.
Praktische informatie Controlesysteem bandenspanning Het verklikkerlampje voor te lage bandenspanning zal na het repareren van een wiel blijven branden tot het systeem is gereset. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Bandenspanningscontrolesysteem". F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand "I" te zetten en breng de band op de spanning die is aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto.
Praktische informatie Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. Parkeren van de auto F Zet de auto, voor zover mogelijk, op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Praktische informatie Toegang tot het reservewiel en het gereedschap Het aanwezige gereedschap is specifiek voor uw auto en is afhankelijk van de uitrusting. Gebruik het niet voor andere doeleinden. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik bokken). Niet toegestaan: het gebruiken van de krik voor andere doeleinden dan het opkrikken van de auto, het gebruiken van een andere krik dan de originele krik van de auto.
Praktische informatie Wiel demonteren F Verwijder de sticker in het hart van het reservewiel (die aangeeft dat een band moet worden gerepareerd) en plak deze in het interieur van de auto, in het blikveld van de bestuurder. F Verwijder de wieldop met behulp van het uiteinde van de wielsleutel. F Draai de wielbouten iets los met de wielsleutel 1.
Praktische informatie Wiel monteren F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. F Verwijder het wiel. Bevestiging van het noodreservewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel. 144 F Plaats het wiel op de naaf. F Draai de wielbouten handvast.
Praktische informatie Na het verwisselen van een wiel Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel. F Laat de krik zakken tot de auto met de wielen op de grond staat. F Vouw de krik 2 op en verwijder deze. F Draai de wielbouten vast met de wielsleutel 1.
Praktische informatie Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.
Praktische informatie Een lamp vervangen Verlichting vóór 1. 2. 3. 4. 5. Parkeerlicht (LED*). Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). Dimlicht / grootlicht (HiR2 - 55W). Mistlampen vóór. Dagrijverlichting (LED*). Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.
Praktische informatie Parkeerlicht (LED) Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig) Dimlicht/grootlicht (HiR2 - 55W) Raadpleeg voor het vervangen van deze lampen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. F Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder deze. F Vervang de lamp. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. F Verwijder de beschermkap door aan de lip te trekken. F Beweeg de veer opzij om de lamphouder te ontgrendelen.
Praktische informatie Mistlampen LED-dagrijverlichting Raadpleeg voor het vervangen van deze lampen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Neem voor het vervangen van deze lampen contact op met het PEUGEOT-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Achterlichten 1. 2. 3. 4. 150 Remlichten (P21/5W) Parkeerlichten (P21/5W) Richtingaanwijzers (PY21W) Achteruitrijlicht (P21W), rechts Mistachterlicht (P21W), links Deze lampen worden vervangen door de achterlichtunit te verwijderen: F Open de achterklep. F Open de kunststof afdekkap en verwijder de bout. F Trek de zijbekleding met enige kracht opzij. De bekleding mag hierbij vervormen. F Draai de moer los en verwijder deze (laat de moer niet in het achterscherm vallen).
Praktische informatie Kentekenplaatverlichting (W5W) Derde remlicht (4 lampen W5W) F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas. F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken. F Verwijder het lampglas. F Vervang de defecte lamp. F Open de achterklep en maak de kunststof kap los. F Druk op de metalen borglippen om de lamp los te maken. F Verwijder de lamp vanaf de buitenzijde van de achterklep.
Praktische informatie Zekeringen vervangen De zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard in het interieur en naast de accu in de motorruimte. Toegang tot het gereedschap De tang voor het verwijderen is aan de voorzijde van de zekeringkast in de motorruimte bevestigd. F Maak de kunststof kap onder aan de voorruit los door op de twee lippen te drukken. Verwijder de afdichting niet bij het losmaken van de kunststof kap. 152 F Maak het deksel van de zekeringkast los door rechts op de nok te drukken.
Praktische informatie Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst: F de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen, F alle stroomgebruikers uit te schakelen, F de auto stil te zetten en het contact af te zetten, F de defecte zekering te lokaliseren met behulp van de overzichten en schema's op de volgende pagina's.
Praktische informatie Zekeringen dashboard De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (bestuurderszijde). F Maak het kunststof deksel los voor toegang tot de zekeringen. Breng na de werkzaamheden zorgvuldig het deksel weer aan. 154 Zekering nr.
Praktische informatie Zekering nr.
Praktische informatie Zekering nr.
Praktische informatie Zekeringen motorruimte F Maak de kunststof kap onder de voorruit los door de twee borglippen in te drukken. F Maak het deksel van de zekeringkast los door de nok aan de rechterzijde in te drukken, zodat u toegang hebt tot de zekeringen. Sluit na het controleren of vervangen van de zekering het deksel zorgvuldig. Zekering nr.
Praktische informatie ** e-VTi 68 / VTi 68-motor. 158 Zekering nr.
Praktische informatie Zekering nr. Ampère (A) 27 7,5 ESP 28 60 Zekeringkast interieur 29** 125*** Functies Achterruit- en buitenspiegelverwarming - stoelverwarming elektrisch bedienbaar vouwdak - ABS - ESP motorventilateurgroep - mistlampen vóór - LED-dagrijverlichting 50 ETG-versnellingsbak 40 Stop & Start 50 Stuurbekrachtiging 30 31 50* 32 30 Motorventilateurgroep 40 * VTi 82-motor. ** e-VTi 68 / VTi 68-motor.
Praktische informatie 160 Zekering nr.
Praktische informatie 12V-accu Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu. Voordat u werkzaamheden uitvoert Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels. Vóór het loskoppelen van de accukabels Wacht 2 minuten na het afzetten van het contact. Sluit de ruiten, het elektrisch bedienbare vouwdak en de voorportieren voordat u de accukabels loskoppelt.
Praktische informatie Laden met behulp van een acculader F Maak de accupoolklemmen los. F Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. F Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (+) kabel. F Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen. Een aantal functies is niet beschikbaar als de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Praktische informatie Eco-mode* Ruitenwisserblad vervangen De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audiosysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 20 minuten gebruiken. Deze periode kan, afhankelijk van de laadtoestand van de accu, veel korter zijn.
Praktische informatie Slepen van uw auto Uw auto kan uitsluitend aan de voorzijde worden gesleept. F Neem het verwijderbare sleepoog dat is opgeborgen in de gereedschapsset onder de vloermat van de bagageruimte. F Klik het kunststof kapje los door op de onderzijde ervan te drukken. F Draai het sleepoog vast tot de aanslag. F Monteer de sleepstang. F Zet de versnellingshendel in de vrijstand (stand N voor de ETG-versnellingsbak).
Praktische informatie Allesdragers monteren Gebruik voor het monteren van allesdragers uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen accessoires en neem de montagevoorschriften van de fabrikant in acht. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie. Max. toegestane daklast op dakdragers, bij een maximale laadhoogte van 40 cm (m.u.v. fietsen): 40 kg. Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de allesdragers te voorkomen.
Praktische informatie Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van PEUGEOT. "Comfort": windgeleiders, thermobox, zonneschermen, parfumeur, uitneembare asbak, kleerhanger aan hoofdsteun, leeslamp, parkeerhulp voor en achter, middenarmsteun, aansteker, ...
Praktische informatie "Multimedia": CD-speler, autoradio, luidsprekers, semi-geïntegreerd navigatiesysteem, handsfree set, rijassistenten, 230V-aansluiting, multimediahouder achter, DVD-spelers, portable navigatiesystemen, houders voor telefoon/smartphone, accessoires voor digitale radio, ...
Onderhoud PEUGEOT & TOTAL, Een samenwerking in het teken van prestaties! Innovatie als sleutel voor succes De afdelingen Research & Development van TOTAL werken samen met de afdelingen van PEUGEOT om smeermiddelen van hoge kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto.
Onderhoud Motorkap De motorkap biedt toegang tot de motorruimte, zodat u de verschillende niveaus kunt controleren. Openen F Trek de hendel aan de onderzijde van het dashboard naar u toe. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator. F Duw de veiligheidshaak naar links en til de motorkap op. Open de motorkap niet als het stormt.
Onderhoud Benzinemotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Luchtfilter. Reservoir remvloeistof. Accu Zekeringkast. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Maak voor toegang tot het remvloeistofreservoir en de zekeringkast de kunststof afdekkap onder de voorruit los door de twee borglippen in te drukken. Raadpleeg de rubriek "Zekering vervangen".
Onderhoud Niveaus controleren Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Remvloeistofniveau Motorolie bijvullen Olie verversen Eigenschappen van de olie Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering. Raadpleeg de rubriek Onder de motorkap om te zien waar de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto. F Draai de dop van de vulopening. F Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).
Onderhoud Koelvloeistofniveau Het koelvloeistofniveau dient zich te bevinden: tussen de merktekens "FULL" of "F" en "LOW" of "L", voor de VTi 68- en e-VTi 68-motor, tussen de merktekens "MIN" en "MAX", voor de VTi 82-motor. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.
Onderhoud Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 12V-accu De accu is onderhoudsvrij. Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter.
Onderhoud ETG-versnellingsbak De ETG-versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. 176 Staat van remschijven Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven. Remblokken Handrem De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Technische gegevens Motoren VTi 68 Motor e-VTi 68 VTi 82 Handgeschakelde versnellingsbak (5 versnellingen) ETG-versnellingsbak (5 versnellingen) Handgeschakelde versnellingsbak (5 versnellingen) Handgeschakelde versnellingsbak (5 versnellingen) PSCFBB-B1A000 PSCFBB-H1A000 PSCFBB-P1A000 PSCFBB-W1A000 PSCFBB-B1C000 PSCFBB-H1C000 PSCFBB-P1C000 PSCFBB-W1C000 PSCFB2-B1B000 PSCFB2-H1B000 PSCFB2-P1B000 PSCFB2-W1B000 PAHMTB-B1A000 PAHMTB-H1A000 PAHMTB-P1A000 PAHMTB-W1A000 998 998 998 1199 71 x 84 7
Technische gegevens Gewichten (in kg) VTi 68 Motor VTi 82 Handgeschakelde versnellingsbak (5 versnellingen) ETG-versnellingsbak (5 versnellingen) Handgeschakelde versnellingsbak (5 versnellingen) Handgeschakelde versnellingsbak (5 versnellingen) PSCFBB-B1A000 PSCFBB-H1A000 PSCFBB-P1A000 PSCFBB-W1A000 PSCFBB-B1C000 PSCFBB-H1C000 PSCFBB-P1C000 PSCFBB-W1C000 PSCFB2-B1B000 PSCFB2-H1B000 PSCFB2-P1B000 PSCFB2-W1B000 PAHMTB-B1A000 PAHMTB-H1A000 PAHMTB-P1A000 PAHMTB-W1A000 840 860 860 865 Maximaal te
Technische gegevens Afmetingen (in mm) Deze afmetingen zijn gemeten met een niet beladen auto.
Technische gegevens Identificatie A. Voertuigidentificatienummer (VIN) op de carrosserie. Dit nummer is aan de rechterzijde in de middenstijl of in de achterstijl ingeslagen. B. Voertuigidentificatienummer (VIN) in het interieur. Ingeslagen op de dwarsbalk onder de rechter voorstoel. C. Bandensticker. Deze sticker, die op de middenstijl aan bestuuderszijde is aangebracht, bevat de volgende informatie: de bandenmaat, de bandenspanning.
7 inch Touchscreen Multimediasysteem Bluetooth®-telefoon Mirror Screen® INHOUD 01 Algemene werking blz. 182 02 Basisfuncties - Bedieningspaneel blz. 184 Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, wordt het systeem bij auto's met Keyless entry and start-systeem uitgeschakeld als 20 minuten na het afzetten van de motor de eco-mode wordt geactiveerd. 03 Stuurwieltoetsen blz.
01 Algemene werking "Audiobron" hiermee kunt u verschillende audiobronnen selecteren en foto's en video's bekijken. "Mirror Screen®"* hiermee kunnen bepaalde apps van uw smartphone worden overgenomen. "Telefoon" hiermee kunt u een Bluetooth-telefoon koppelen. "Configuratie" hiermee kunt u de geluidssignalen en de lichtsterkte instellen en bepaalde parameters desgewenst in- of uitschakelen. "Gegevens auto" hiermee kan de boordcomputer worden weergegeven. * Volgens uitvoering.
01 Algemene werking Het systeem wordt ingeschakeld als het contact in de stand ACC wordt gezet of als de motor wordt gestart. Gebruik de toets rechts onder in het scherm om de hoofdmenu's weer te geven. Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de laatst gebruikte geluidsbron en druk vervolgens op de grafische toetsen op het scherm.
02 Basisfuncties Sneltoetsen: met de aanraaktoetsen in de balk boven in het scherm hebt u direct toegang tot het keuzemenu van geluidsbronnen, de functies van de telefoon en de Mirror Screen®-functie. Volumeregeling (voor elke geluidsbron afzonderlijk). Druk op deze toets om het geluid te onderbreken. Houd deze toets lang ingedrukt om het systeem te resetten. Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering): Radio "FM" / "AM" / "DAB"*. Audiospelers "USB".
03 Stuurkolomschakelaars Kort indrukken: wijzigen van multimediabron. Lang indrukken: activeren/deactiveren van de functie "Mute" van de radio of de pauzefunctie van de mediabronnen. Volume verhogen. Aannemen van een binnenkomende oproep. Behalve tijdens een telefoongesprek: druk op deze toets om de contactenlijst weer te geven. Druk nogmaals op de toets om de geschiedenis weer te geven. Volume verlagen. Radio: afstemmen op de opgeslagen radiozenders in oplopende volgorde. Multimedia: volgende nummer.
04 Media Niveau 1 "Audiobron" 186 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Configuratie FM -radio Audiobron Niveau 3 Aanwijzingen De lijst van zenders updaten Updaten van de lijst afhankelijk van de ontvangst. Lijst van zenders Selecteren van de volgorde op "Frequentie" of "Alfabetisch". Verkeersinformatie FM Alternatieve FM-frequentie In- of uitschakelen van de opties. Wijzigen Regional Code FM Radiotext FM Voorkeuze Lijst van de voorkeuzezenders. Zenders Lijst van de ontvangen zenders. Handmatig Handmatig of automatisch zoeken naar zenders.
04 Media Niveau 1 "Audiobron" 188 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Bladeren Willekeurig afspelen Audiobron Herhalen Selecteer de parameters voor het afspelen. USB Vorige nummer Afspelen Volgende nummer Telefoon Eerste verbinding, raadpleeg het hoofdstuk "Telefoon". Configuratie van het systeem Schakel de opties in of uit. Willekeurig afspelen Audiobron Herhalen Bluetooth audio Audiospeler Vorige nummer Selecteer de parameters voor het afspelen.
04 Radio Selecteren van een zender Druk op "Audiobron" om het keuzemenu van de geluidsbronnen weer te geven. Selecteer indien nodig het wijzigen van de bron door op de icoon van het keuzemenu "Audiobron" in de balk aan de bovenzijde te drukken. Selecteer " FM ". Selecteer " AM " of " DAB "*. Selecteer het tabblad "Zender" en kies vervolgens een zender uit de ontvangen zenders. De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.
04 Radio Wijzigen van een frequentie Druk op "Audiobron" om het keuzemenu van de geluidsbronnen weer te geven. RDS inschakelen en uitschakelen Druk op "Audiobron" om het keuzemenu van geluidsbronnen weer te geven. Selecteer " FM ". Selecteer het tabblad "Handmatig" om een zender te zoeken. Druk op de toetsen voor stapsgewijs zoeken of de toetsen voor automatisch zoeken of draai aan de knop rechts onder het scherm om een lagere of hogere frequentie te zoeken.
04 Radio Sneltoets: toegang tot het keuzemenu van geluidsbronnen, de functies van de telefoon of de functie Mirror Screen®. Weergave van de naam en de "Radiotext" van de radiozender waarop is afgestemd. Weergave van de DABfrequentieband. Opgeslagen radiozender. Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender. Lang indrukken: opslaan van een radiozender. Selecteren van de radiozender. "Configuratie DAB-radio". "Vorige Multiplex". "Volgende Multiplex". Vorige radiozender. Volgende radiozender.
04 Radio DAB (Digital Audio Broadcasting) Digitale radio Digitale radio - Volgsysteem DAB Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit en biedt de mogelijkheid aanvullende informatie (albumcover, enz.) weer te geven over wat er op de radio te horen is. Selecteer "DAB" in het keuzemenu van geluidsbronnen. Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. "DAB" is niet overal beschikbaar.
04 Muziek USB-speler Gebruik van de A/V-ingang (audiokabel niet meegeleverd) Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een geschikte kabel aan op de JACK-aansluiting. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
04 Muziek Selecteren van de geluidsbron Druk op "Audiobron" om het keuzemenu van geluidsbronnen weer te geven. Met de toets "MODE" van de bedieningsfuncties op het stuurwiel kan direct op de volgende geluidsbron worden overgeschakeld, indien deze is ingeschakeld. "FM" Selecteer de externe geluidsbron " USB " OF "AM" "A/V" "Bluetooth Audio" "DAB" "USB" Selecteer de externe geluidsbron "A/V". Gebruik de afspeelinstellingen onder in het scherm.
04 Muziek MP3-, USB-speler Informatie en adviezen Het audiosysteem speelt bestanden met de volgende extensies: .wma Ver7 en Ver8 met een bitrate van 48 tot 192 kbps en Ver9 met een bitrate van 48 tot 320 kbps. .aac met een bitrate van 16 tot 320 kbps. .mp3 - MPEG1 met een bitrate van 32 en 320 kbps en .mp3 MPEG2 met een bitrate van 8 tot 160 kbps. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz. Een USB-stick moet geformatteerd zijn naar FAT 16 of 32 om te kunnen worden afgespeeld.
04 Muziek Streaming audio Streaming audio biedt de mogelijkheid om audiobestanden van de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. Verbinding maken met de telefoon: zie het gedeelte " Bluetooth " in de rubriek "Telefoon". Selecteer het profiel "Volledig verbinden" of "Verbinden als audiospeler" Als het afspelen van de audiobestanden niet automatisch begint, moet het afspelen mogelijk worden gestart op de telefoon.
05 Telefoon Niveau 1 "Telefoon" 198 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Contacten Favorieten Maak uw keuze en bel. Gesch. gespr. Nummer kiezen Bellen Verbinden met telefoon Kies een nummer en bel. Telefoon Audiospeler Selecteer de te gebruiken externe apparatuur.
05 Bluetooth Bluetooth-telefoon koppelen Eerste koppeling Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "waarneembaar is" (configuratie van de telefoon). Selecteer het systeem op uw telefoon.
05 Bluetooth Beheer van telefoonverbindingen De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Met behulp van deze functie kan een apparaat met het systeem worden verbonden of de verbinding worden verbroken, en kan een koppeling ongedaan worden gemaakt.
05 Bluetooth Een gesprek aannemen Bellen Een nieuw nummer bellen Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats of gebruik bij voorkeur de stuurwieltoetsen. Druk kort op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen. Druk op "Telefoon". Druk op deze stuurwieltoets om de oproep te weigeren of om het gesprek te beëindigen. Druk op het tabblad Toetsenbord.
05 Contacten Een contact bellen Laatste nummers bellen Druk op "Telefoon". Druk op "Telefoon". Of druk op deze stuurwieltoets om de contactenlijst weer te geven. Of druk op deze stuurwieltoets om de contactenlijst weer te geven. Druk nogmaals op de toets om de geschiedenis weer te geven. Selecteer het tabblad "Contacten". Selecteer het tabblad "Gesch. gespr.". Selecteer het contact in de weergegeven lijst om het desbetreffende nummer te bellen.
05 Contacten Contacten / items beheren Druk op "Telefoon" om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Configuratie telefoon/berichten" en selecteer vervolgens "Configuratie contacten/geschiedenis gesprekken". Selecteer: "Automatische overdracht" voor een automatische overdracht van de contacten van uw smartphone of mobiele telefoon. "Contacten telefoon actualiseren" om de contactenlijst bij te werken. "Contacten sorteren op" om de contacten te sorteren op voornaam of achternaam.
05 Instellingen Beltonen voor een oproep Druk op "Telefoon". Selecteer "Configuratie telefoon/berichten" en selecteer vervolgens "Configuratie geluid" om de lijst van geluidsbronnen weer te geven. U kunt de melodie en het volume van de beltoon instellen.
06 Verbindingen 06-1 Verbinding met iPhone®-smartphones Gebruik van de USB- en JACKaansluitingen Het bedienen van een smartphone mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat dit de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, niet worden uitgevoerd tijdens het rijden. Bedien de smartphone uitsluitend bij stilstaande auto. Door het systeem te synchroniseren met de smartphone kan de bestuurder zijn smartphone via het scherm bedienen.
06 Verbindingen Download de app "AppinCar®" op uw smartphone. Druk op "Mirror Screen®" op het scherm van het systeem. Met het oog op de veiligheid en de ergonomie: worden bepaalde apps van uw smartphone bewust niet op het scherm van het systeem weergegeven. werken bepaalde apps uitsluitend bij stilstaande auto. - Tijdens deze procedure verschijnt een scherm met de gebruiksvoorwaarden. Accepteer deze om de app te starten en de verbinding te voltooien.
06 Verbindingen Niveau 1 "Mirror Screen®" 208 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen FM AM Mirror Screen® DAB Audiobron USB Selecteren van de audiobron. Selecteren van de parameters voor de instellingen, inof uitschakelen van opties. Bluetooth audio A/V Contacten Favorieten Mirror Screen® Telefoon Geschiedenis gesprekken Een nummer invoeren Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben. Selecteren van de parameters voor de instellingen, inof uitschakelen van opties.
06 Verbindingen 06-2 Verbinding met MirrorLink®-smartphones Gebruik van de USB-aansluiting Het bedienen van een smartphone mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat dit de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, niet worden uitgevoerd tijdens het rijden. Bedien de smartphone uitsluitend bij stilstaande auto. Door het systeem te synchroniseren met de smartphone kan de bestuurder zijn smartphone via het scherm bedienen.
06 Verbindingen Afhankelijk van het model van uw smartphone kan het noodzakelijk zijn om een app te downloaden. Tijdens deze procedure verschijnt een scherm met de gebruiksvoorwaarden. Accepteer deze om de app te starten en de verbinding te voltooien. Met het oog op de veiligheid en de ergonomie: worden bepaalde apps van uw smartphone bewust niet op het scherm van het systeem weergegeven. werken bepaalde apps uitsluitend bij stilstaande auto.
06 Verbindingen Niveau 1 "Mirror Screen®" 212 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen FM AM Mirror Screen® DAB Audiobron USB Selecteren van de audiobron. Selecteren van de parameters voor de instellingen, inof uitschakelen van opties. Bluetooth audio A/V Contacten Favorieten Mirror Screen® Geschiedenis gesprekken Telefoon Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben. Selecteren van de parameters voor de instellingen, inof uitschakelen van opties.
07 Configuratie Niveau 1 "Configuratie" 214 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Klok Niveau 3 OK Taal Selecteren van de taal. Pieptoon In- of uitschakelen van de pieptoon. Verzenden Instellingen Weergave Aanwijzingen Opslaan van de parameters. Afbeelding startscherm personaliseren Alles verwijderen Sla de afbeeldingen eerst op in een map met de naam "Startupimage" voordat u ze kopieert naar het systeem. OK Opslaan van de parameters. Animatie Persoonlijke gegevens wissen In- of uitschakel van de animatiemodus.
07 Configuratie Niveau 1 "Configuratie" 216 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Telefoon Selecteer de externe apparatuur die u wilt gebruiken. Audiospeler Toevoegen Verbinding maken met een nieuw extern apparaat. Configuratie Telefoon Bluetooth Configuratie systeem Audiospeler Selecteer de externe apparatuur die u wilt gebruiken. Annuleren Verwijderen Loskoppelen en verwijderen van een apparaat uit de lijst.
Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw audiosysteem. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Telefoon, Bluetooth Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING USB, draagbare speler Na het aansluiten van een USB-stick moet u enige tijd wachten. Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren. Dit is een normaal verschijnsel. Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Veelgestelde vragen VRAAG Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. ANTWOORD OPLOSSING De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd. Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.). Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
MODE Radio INHOUD Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, wordt het systeem bij auto's met een keyless entry and start-systeem 20 minuten na het afzetten van de motor uitgeschakeld als de eco-mode wordt geactiveerd. 01 Basisfuncties blz. 222 02 Stuurwieltoetsen blz. 224 03 Radio blz. 225 04 Media blz. 228 05 Telefoon blz. 231 06 Instellingen blz.
01 Basisfuncties Autoradio met Bluetooth® In-/uitschakelen. Regelen van het volume (voor elke bron afzonderlijk). Selecteren van het golfbereik AM, FM en DAB*. Selecteren van de BTA-bron (Bluetooth Audio) en AUX. MODE Selecteren: automatisch, van een lagere of een hogere radiofrequentie. van de vorige/volgende regel van een lijst of een menu. van de vorige/volgende mediaindex. Aannemen van een binnenkomende oproep. Weigeren van een binnenkomende oproep. Telefoongesprek beëindigen.
01 Basisfuncties Autoradio In-/uitschakelen. Regelen van het volume (voor elke bron afzonderlijk). MODE Selecteren: automatisch, van een lagere of een hogere radiofrequentie. van de vorige/volgende regel van een lijst of een menu. Selecteren van het golfbereik AM en FM. Selecteren van de BTA-bron (Bluetooth Audio) en AUX. Selecteren van de vorige/volgende media-index. Weergave van het menu en instellen van de opties. Draaien: scrollen door de lijst of afstemmen op een radiozender.
02 Stuurkolomschakelaars Kort indrukken: selecteren van het golfbereik AM en FM en de geluidsbronnen BTA (Bluetooth Audio) en AUX. Lang indrukken: activeren/deactiveren van de functie "Mute" van de radio of de pauzefunctie van de mediabronnen. Aannemen van een binnenkomende oproep. Volume verhogen. Volume verlagen. Radio: afstemmen op de opgeslagen radiozenders in oplopende volgorde. Multimedia: volgende nummer. Radio: afstemmen op de opgeslagen radiozenders in aflopende volgorde.
03 Radio Selecteren van een radiozender Opslaan van een radiozender De ontvangst kan door omgevingsfactoren (heuvels, gebouwen, tunnel, parkeergarage, parkeerkelder enz.) worden gehinderd, ook als de RDS-volgmodus is geactiveerd. Dit is een normaal verschijnsel voor radiogolven en kan in geen enkel opzicht worden gezien als een defect van de autoradio. Druk op de toets "MODE" om het golfbereik AM of FM te selecteren. MODE Druk op de toets "MODE" om het golfbereik AM of FM te selecteren.
03 Radio Alternatieve frequentie (AF)/RDS Verkeersinformatie (TA) beluisteren Als de AF-functie is geactiveerd, selecteert het systeem de beste frequentie (region code) van de beluisterde zender. In bepaalde gevallen is het volgen van de zender echter niet in het hele land mogelijk, omdat de desbetreffende zender niet in het hele land uitzendt. Als de ontvangst zwakker wordt, stemt de radio af op een regionale zender.
03 Radio DAB (Digital Audio Broadcasting) Digitale radio Digitale radio - Volgsysteem DAB / FM Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en beschikt u over extra categorieën informatie (TA INFO). Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. "DAB" is niet overal beschikbaar.
04 Media USB-speler Gebruik van de A/V-ingang (audiokabel niet meegeleverd) Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USBapparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een geschikte kabel aan op de JACK-aansluiting. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
04 Media MP3-, USB-speler Informatie en adviezen Het audiosysteem speelt bestanden met de volgende extensies: .wma Ver7 en Ver8 met een bitrate van 48 tot 192 kbps en Ver9 met een bitrate van 48 tot 320 kbps. .aac met een bitrate van 16 tot 320 kbps. .mp3 - MPEG1 met een bitrate van 32 en 320 kbps en .mp3 MPEG2 met een bitrate van 8 tot 160 kbps. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz. Een USB-stick moet geformatteerd zijn naar FAT 16 of 32 om te kunnen worden afgespeeld.
04 Media Streaming audio Aansluiten van Apple®-spelers Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. Sluit een Apple®-speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Verbinding maken met de telefoon: zie de rubriek "Telefoon". Selecteer "Bluetooth" en vervolgens "Pairing".
05 Telefoon Koppelen van een Bluetooth-telefoon Eerste verbinding Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar" is (configuratie van de telefoon). Druk op "MENU" om de lijst weer te geven. Selecteer "Bluetooth" en druk er vervolgens op om de lijst weer te geven. Selecteer "Pairing" en druk er vervolgens op om de naam en de code van het systeem weer te geven.
05 Telefoon Een gesprek aannemen Bellen Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Druk op deze toets om te navigeren in het telefoonmenu. Druk op deze toets om het gesprek aan te nemen. Of druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen. Selecteer "Phonebook" om het telefoonboek te openen, en scroll vervolgens met de draaiknop door het telefoonboek. Een gesprek beëindigen Druk op deze toets om een oproep te weigeren of een gesprek te beëindigen.
06 Instellingen Systeeminstellingen Audio-instellingen Druk op "MENU" om de optielijst weer te geven. Druk op "MENU" om de optielijst weer te geven. Selecteer Bluetooth en druk er vervolgens op om de lijst met Bluetooth-instellingen weer te geven. Selecteer "Default" en druk erop om de lijst met instellingen weer te geven: "All initialize" "Sound setting" "Car device info" en druk er vervolgens op om te bevestigen. Druk op de toetsen "Yes" of "No" om de opties in of uit te schakelen.
Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw audiosysteem. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Telefoon, Bluetooth Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING USB, draagbare speler Na het aansluiten van een USB-stick moet u enige tijd wachten. Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren. Dit is een normaal verschijnsel. Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Veelgestelde vragen VRAAG Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. ANTWOORD OPLOSSING De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd. Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.). Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
Visuele index Exterieur Sleutels Afstandsbediening Keyless entry and start-systeem Batterij Starten 30 31-32 33-36 32, 36 71, 73 Elektrisch bedienbaar vouwdak 42-46 Allesdragers 166 Accessoires 167-168 Buitenspiegels Lichtschakelaar Koplampverstelling Lampen vervangen - koplampen - zijknipperlichten Portieren - openen/sluiten - centrale vergrendeling Elektrische ruitbediening Achterste zijruiten (5-deurs) Bagageruimte Bandenreparatieset 51 93-97 98 147-149, 151 Achteruitrijcamera Slepen 38-40 41 4
Visuele index Interieur Voorstoelen Stoelverwarming Toegang tot de achterbank (3-deurs) Hoedenplank Voorzieningen van de bagageruimte - haken - opbergbak Achterbank Hoofdsteunen achter Kinderzitjes ISOFIX-kinderzitjes Kinderslot 68 69-70 Airbags 113-117 49 50 Voorzieningen interieur - dashboardkastje - 12V-aansluiting - USB-/Jack-aansluiting - matten Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde 118-126 127-131 133 Veiligheidsgordels 238 47 48 48 110-112 64-67 114
Visuele index Cockpit Plafonnier Elektrisch bedienbaar vouwdak openen Binnenspiegel Zonneklep Buitenspiegels Elektrische ruitbediening Motorkap openen Zekeringen dashboard 7 inch Touchscreen Klokje instellen Radio Klokje instellen 101 42 52 65 Verwarming, ventilatie Airconditioning, handbediend Airconditioning, automatisch Voorruitontwaseming Achterruitverwarming 51 42 12V-aansluiting USB-aansluiting Jack-aansluiting 170 152-156 Parkeerrem (handrem) 76 181-220 29 221-236 28 53-55 56-57 58-61
Visuele index Cockpit (vervolg) Instrumentenpaneel Toerenteller Centraal display Verklikkerlampjes Meters Boordcomputer 10 10 11 13-23 24-25 26-27 Verlichting (bediening) Richtingaanwijzers 93-97 102 Stop & Start Spiegelverstelling Koplampverstelling 83-85 51 98 Ruitenwissers (bediening) Contact, starten (sleutel) Contact, starten (Keyless entry and start-systeem) Snelheidsbegrenzer (VTi 82-motor) Snelheidsbegrenzer (e-VTi 68-motor) Stuurwiel, in hoogte verstellen Claxon 240 52 102 99-100 71 7
Visuele index Onderhoud - Technische gegevens Niveaus controleren - olie - remvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeiervloeistof Controle van de onderdelen - koppeling - accu - lucht-/interieurfilter - oliefilter - remblokken/-schijven Lampen vervangen - voor - achter 172-174 12V-accu Eco-mode Zekeringen motorruimte 161-163 164 152-153, 157-160 Gewichten (benzine) 178 175-176 147-151 Motorkap openen Onder de motorkap (benzine) Benzinemotoren 170 171 177 Afmetingen Identificatie 179 180 .
Index A Aansluiten iPhone.................................. 206-208 Aansluiten MirrorLink..............................210-212 Aansluiting 12V..........................................64, 65 ABS........................................................ 107, 108 Accessoires...................................................167 Accu................................................ 161-163, 175 Accu laden.....................................................163 Achterlichten.......................................
Index F Follow me home verlichting.............................97 Frequentie (radio)...........................................191 Functie snelweg (richtingaanwijzers)............102 G I Identificatie.....................................................180 Identificatieplaatjes constructeur..................180 Indeling bagageruimte.....................................69 Indeling interieur........................................64, 65 Inhoud brandstoftank.....................................
Index M Make-upspiegel...............................................65 Matten..............................................................67 Mat verwijderen...............................................67 Menu..............................186, 188, 198, 214, 216 Menu's (audio)................186, 188, 198, 214, 216 Menu's (Touchscreen)...................................182 Menustructuren display..........................186, 188, 198, 214, 216 Menustructuur................186, 188, 198, 214, 216 Milieu.
Index U Sneeuwkettingen...........................................146 Snelheidsbegrenzer...................................86, 89 Stand Easy (automatische stand)....................77 Starten...........................................................162 Starten van de auto....................... 71, 72, 74, 77 Stilzetten van de auto.................... 71, 72, 74, 77 Stoelen achter............................................48, 49 Stoelen verstellen......................................
Dit boekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard.
Néerlandais www.peugeot.com NE. 14108.