Operation Manual

109
7
Veiligheid
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Het TRC- en het CSC-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving
van de voorschriften van de fabrikant
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen, en de naleving van
de werkplaatsprocedures van het
PEUGEOT-netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, mul zand,...) kan
het nuttig zijn het CSC- en het TRC-systeem uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
Storing
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
F Druk kort op deze knop.
Dit verklikkerlampje gaat branden:
het TRC-systeem grijpt niet meer in
op de werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het TRC- en het CSC-systeem worden
automatisch weer ingeschakeld als de motor
wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om
de systemen handmatig weer in
te schakelen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal, duidt dit op een
storing in het systeem.
Rijd voorzichtig en rustig en neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Uitschakelen van alleen het TRC-systeem
Uitschakelen van het TRC- en het CSC-systeem
F
Druk, terwijl de auto stilstaat,
langer dan 3 seconden op deze knop.
Deze verklikkerlampjes
gaan branden: het TRC- en
het CSC-systeem grijpen
niet meer in op de werking
van de motor.
Als alleen het TRC-systeem is uitgeschakeld,
wordt dit weer ingeschakeld als de
wagensnelheid toeneemt.
Als het TRC- en het CSC-systeem beide zijn
uitgeschakeld, worden ze niet automatisch
weer ingeschakeld als de wagensnelheid
toeneemt.