Operation Manual

120
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
Kinderzitje op de voorpassagiersstoel*
"Met de rug in de rijrichting"
"Met het gezicht in de rijrichting"
Passagiersstoel in de achterste stand van
de verstelling in lengterichting.
Controleer of de veiligheidsgordel goed
strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een
steun of deze goed op de vloer rust.
Verstel indien nodig de passagiersstoel.
Wanneer een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst, moet de stoel in de achterste stand
van de verstelling in lengterichting worden
geschoven en moet de rugleuning rechtop
worden gezet.
De passagiersairbag vóór moet zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst, moet de stoel in de achterste stand
van de verstelling in lengterichting worden
geschoven, moet de rugleuning rechtop worden
gezet en mag de passagiersairbag vóór niet
worden uitgeschakeld.
* Raadpleeg de wetgeving in uw land voordat u
een kinderzitje op deze plaats bevestigt.