Operation Manual

78
Rijden
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
F Trap als de handrem is aangetrokken het
rempedaal in en selecteer de stand N.
F Start de motor.
Starten van de auto
Als u het rempedaal niet intrapt of als
de selectiehendel niet in de stand N
staat, kan de motor niet worden gestart.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
F Selecteer de stand E met de
selectiehendel.
De versnellingsbak staat nu in de auto-
adaptieve stand. De bestuurder hoeft niet te
schakelen.
De versnellingsbak kiest steeds de meest
geschikte versnelling en houdt daarbij rekening
met de volgende parameters:
- een zo laag mogelijk brandstofverbruik,
- de rijstijl,
- het profiel van de weg,
- de belading van de auto.
Om zo snel mogelijk te accelereren,
bijvoorbeeld bij het inhalen van een ander
voertuig, moet u het gaspedaal stevig intrappen
tot voorbij het zware punt.
Automatische stand (EASY)
U kunt op elk gewenst moment van stand
veranderen door de selectiehendel van de
stand E in de stand M te zetten en omgekeerd.
F Selecteer terwijl u het rempedaal intrapt de
stand R, E of M.
F Zet de handrem vrij.
F Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto zal zich direct in beweging zetten.
Kruipfunctie
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid (parkeren, filerijden enz.) soepeler.
Als de selectiehendel in de stand E, M of R
staat, zet de auto zich in beweging zodra
het rempedaal wordt losgelaten. Deze
functie werkt bij zeer lage snelheid als de motor
stationair draait.
De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de temperatuur van
de koppeling te hoog is of als de helling
waarop de auto staat te steil is. Er klinkt
een geluidssignaal als de temperatuur
van de koppeling te hoog is.
Selecteer nooit de neutraalstand N
terwijl de auto rijdt.