Operation Manual

86
Rijden
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Snelheidsbegrenzer (VTi 82-motor)
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30 km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bediening aan de stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1. In-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: druk op het uiteinde
van de schakelaar.
2. Verlagen van de waarde: beweeg de
schakelaar omlaag.
3. Verhogen van de waarde: beweeg de
schakelaar omhoog.
4. Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing: beweeg de
schakelaar naar u toe.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Ingestelde snelheid.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.