Operation Manual

89
5
Rijden
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Snelheidsbegrenzer (e-VTi 68-motor)
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30 km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid wordt
bij het afzetten van het contact gewist.
Bediening aan de stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1. In-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: door op het uiteinde
van de schakelaar te drukken.
2. Instellen van de snelheid, en vervolgens
Verlagen van de waarde: door de
schakelaar omlaag te bewegen.
3. Hervatten van de snelheidsbegrenzing
Verhogen van de waarde: door de
schakelaar omhoog te bewegen.
4. Onderbreken van de snelheidsbegrenzing:
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
6. Ingestelde snelheid.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als u andere gegevens wilt bekijken
(zoals de informatie over het traject A), wordt
de informatie van de snelheidsbegrenzer
automatisch na ongeveer zes seconden weer
weergegeven.