Operation Manual

90
Rijden
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de
snelheidsbegrenzer is ingeschakeld.
F Verhoog of verlaag de wagensnelheid om
de gewenste snelheid te bereiken.
F Beweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid op te slaan.
De snelheid waarop u rijdt op het moment
dat u de schakelaar loslaat, wordt de
ingestelde snelheid.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
U kunt de ingestelde snelheid wijzigen door de
schakelaar te bedienen:
- beweeg de schakelaar omhoog om de
snelheid te verhogen,
- beweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid te verlagen.
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag te
bewegen wordt de snelheid gewijzigd met +
of - 1 km/h.
Door de schakelaar enige tijd omhoog of
omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 5 km/h.
Inschakelen
Dit verklikkerlampje brandt op het
instrumentenpaneel.
Onderbreken
F U kunt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
F Beweeg de schakelaar omhoog om
de snelheidsbegrenzer met dezelfde
ingestelde snelheid weer in te schakelen.