Operation Manual

69
Hoofdstuk
4 De navigatievoorzieningen bewerkenNAVI
Waarden wissen...
Als u de leerresultaten die zijn opgeslagen in
Totaal afgelegde weg”, “Speed Pulse Teller
of “Calibratie gegevens” wilt wissen, tip dan
eerst het betreffende resultaat en vervolgens
Wissen” aan.
Het Navigatiesysteem kan automatisch het
sensorgeheugen gebruiken, gebaseerd op de
afmeting van de omtrek van de banden.
Aansluitingen van kabels en
installatieposities controleren
Controleer of de kabels tussen de navigatie-
eenheid en de auto goed zijn aangesloten.
Controleer eveneens of ze op de juiste plaatsen
zijn aangesloten.
1 Tip “Basisinstelling” aan in het NAVI
MENU, en tip vervolgens
“Hardwareinformatie” aan.
2 Tip “Aansluitingen” aan.
Het aansluitingsstatusscherm wordt
weergegeven.
(1) Speed Pulse Teller
De waarde van de door het navigatiesysteem
gedetecteerde toerentalpulsen wordt getoond.
“0” wordt getoond terwijl de auto stationair
draait.
(2) GPS antenne
Geeft de aansluitingsstatus van de GPS
antenne weer, de ontvangstgevoeligheid, en
het aantal satellieten waarvan het signaal
wordt ontvangen.
Als het signaal correct ontvangen is, wordt
OK” weergegeven. Als de ontvangst slecht
is, verschijnt “Niet OK”.
(3) Installatieplaats
De installatiepositie van het navigatiesysteem
wordt weergegeven.
Wanneer het correct geïnstalleerd is,
verschijntOK”. Duidt aan of de
installatiepositie van de navigatie-eenheid al
of niet correct is. Het navigatietoestel is
gemonteerd onder een hoek die groter is dan
de toegestane montagehoek, “Foutieve
hoek” wordt weergegeven. Wanneer de hoek
van de navigatie-eenheid gewijzigd is,
verschijntBuitensporige vibratie”.
(4) Handrem
Wanneer de handrem wordt ingeschakeld,
wordt “Aan” weergegeven. Wanneer de
handrem wordt uitgeschakeld, wordt “Uit
weergegeven.
(5) Voltage
De voeding (referentiewaarde) die door de
accu van de auto aan het navigatiesysteem
wordt geleverd, wordt getoond. Ligt het
voltage niet binnen het bereik van 11 V tot
15 V, controleer dan of de voedingskabel naar
behoren is aangesloten.
(6) Verlichting
Wanneer de koplichten of kleine lichten van
een auto aan staan, wordt “Aan
weergegeven. (Als de oranje/witte kabel niet is
aangesloten, wordt “Uit” weergegeven.)
(7) Achteruit-rij-signaal
Wanneer de versnellingshendel in de “R”
stand (achteruit) is geschakeld, wijzigt het
signaal in “Aan” of “Uit”. (Welk signaal
hiervan wordt weergegeven hangt af van de
auto.)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
CRB2458A_Nederlands.book Page 69 Monday, July 9, 2007 8:02 PM
71