Operation Manual

Vermogenstand omschakelen
U kunt de Polar G1 sensor met laag of vol
vermogen gebruiken. De standaardinstelling is
vol vermogen. In de laagvermogenstand gaan de
batterijen tot 40% langer mee. Gebruik de
volvermogenstand als u de snelheid en afstand
wilt meten met maximale nauwkeurigheid.
Om een andere vermogensstand te kiezen houdt
u de knop van de geactiveerde sensor vijf
seconden ingedrukt ( 5 keer knipperen). Een
indicatorlampje van de batterij knippert vier
keer; het groene lampje als de
volvermogensstand geactiveerd is of het rode als
de laagvermogensstand geactiveerd is. Elke keer
als u de sensor inschakelt, geeft het
knipperende lampje aan welke stand actief is.
Batterij vervangen
Het rode batterijlampje knippert wanneer de
batterij leeg raakt (afbeelding 5b). Verwissel
zelf de batterij volgens de instructies in
"Gebruik van de Polar G1 sensor".
Gebruik een alkalinebatterij van maat AA. Wij
adviseren u een lithiumbatterij te gebruiken of
een oplaadbare NiMH-batterij voor temperaturen
van 5 °C en lager. Lage temperaturen verkorten
de levensduur van een alkalinebatterij.
Houd batterijen uit de buurt van kinderen.
Raadpleeg bij inslikken onmiddellijk een arts.
Batterijen dienen te worden afgevoerd volgens
de plaatselijke voorschriften.
NEDERLANDS
3