Operation Manual

59
Als de stride sensor wordt gebruikt, kan de automatische kalibratie ook tijdens een sessie worden
gestart. Houd LICHT ingedrukt om naar het Snelmenu te gaan en kies daarna Stride sensor > Kalibratie >
Automatisch.
PASFREQUENTIE EN -LENGTE
Pasfrequentie* is het aantal keren per minuut dat de voet met de stride sensor* de grond raakt. Paslengte* is
de gemiddelde lengte van een pas. Dat is de afstand tussen je linker- en rechtervoet wanneer deze de grond
raken. Loopsnelheid = 2 * paslengte * pasfrequentie Er zijn twee manieren om sneller te lopen: je benen met
een hogere frequentie bewegen of grotere passen nemen. Top langeafstandslopers lopen gewoonlijk met een
hoge pasfrequentie van 85-95. Heuvel op zijn de pasfrequentiewaarden lager. Heuvel af zijn ze hoger. Lopers
passen hun paslengte aan om snelheid op te bouwen; de paslengte neemt toe naarmate de snelheid toe-
neemt. De meest gemaakte fout bij beginnende lopers is het maken van te grote passen. De meest efficiënte
paslengte is de natuurlijke die waarbij men zich het prettigst voelt. Je kunt tijdens wedstrijden harder lopen
door je beenspieren te versterken, zodat deze je met grotere passen vooruit brengen.
Probeer ook de efficntie van de pasfrequentie te maximaliseren. Het is niet eenvoudig om de pasfrequentie
te verbeteren, maar als je op de juiste wijze traint, kun je het gedurende de gehele training volhouden en je
prestaties maximaliseren. Om de pasfrequentie te ontwikkelen, moet de zenuw-spierbinding betrekkelijk vaak
worden getraind. Eenmaal per week een sessie pasfrequentie trainen is een goed begin. Neem wat pas-
frequentiewerk op in de rest van je week. Tijdens lange, gemakkelijke afstanden kun je zo nu en dan de pas-
frequentie opvoeren. Een goede manier om de paslengte te verbeteren, is specifieke krachtsinspanningen te
ondernemen, zoals over heuvels lopen, in los zand lopen of trappen op lopen. Een zesweekse trai-
ningsperiode met daarin krachtwerk zou moeten leiden tot merkbare verbeteringen van de paslengte, en als dit
wordt gecombineerd met een snellere beensnelheid (zoals korte passen bij het beste 5 km-tempo), zouden
ook merkbare verbeteringen van de algemene snelheid moeten kunnen worden waargenomen.