Operation Manual

De ‘target heart rate’ wordt als volgt berekend: Type 1-3:
55%*(220-leeftijd), type 4-6: 65%*(220-leeftijd), type 7-9:
75%*(220-leeftijd). Wanneer de gemeten hartslag boven de target
heart rate komt, zal de waarde van de hartslag blijven knipperen op
het scherm. Let erop dat dit een waarschuwing of suggestie is
voor de gebruiker dat hij/zij snelheid dient af te nemen of
het niveau van de weerstand dient te verlagen.
F. FOUTMELDING ‘E3’
Wanneer u uw handen niet juist op de sensoren plaatst, zal het
scherm ‘E3’ aangeven. Om dit probleem op te lossen dient u de
meetknoppen nogmaals in te toetsen en de sensoren direct met
gestrekte armen vast te houden. Probeer uw lichaam niet te
bewegen tijdens het meten.
Nb: Dit is alleen nodig indien de hartslagfunctie of body fat functie
in gebruik is.
G. HARTSLAG GESTUURDE PROGRAMMA’S
Programma 9 t/m programma 12 zijn hartslag gestuurd. Wanneer u
programma 9 heeft gekozen, dient u de ENTER knop in te toetsen
om de tijd (of afstand) te selecteren. U kunt een target heart rate
instellen om op te trainen binnen een bepaalde tijd of afstand.
In programma 10 t/m 12 dient u de ENTER knop in te toetsen om
de tijd (of afstand) en leeftijd te selecteren. Gebruik de ▲▼
knoppen om de waarden in te stellen. Gebruikers kunnen trainen op
60% van de maximale hartslag binnen een bepaalde tijd of afstand
in programma 10, 75% * max. hartslag in programma 11 en 85% *
max. hartslag in programma 12. Nadat u de START knop heeft
ingedrukt om te beginnen met trainen, dient u de hartslagmeter
(borstband) op de juiste manier toe te passen.
In deze programma’s zal de computer automatisch het
weerstandsniveau aanpassen aan de hand van de huidige hartslag:
de weerstand zal verhoogd worden wanneer de gemeten hartslag
onder de target heart rate’ ligt. Indien de gemeten hartslag boven
de target heart rate ligt, zal de computer het niveau verlagen.
Hierdoor zal de hartslag van de gebruiker dicht in de buurt van de
target heart rate blijven, in een reikwijdte van –5 en +5.