Instructions

117
Vlucht negatiever instellen:
Bovenste kogelkopschroef (A) naar rechts in de richting van de wijzers van de klok draaien, onderste kogelkopschroef
(B) naar links tegen de richting van de wijzers van de klok draaien.
Vlucht positiever instellen:
Bovenste kogelkopschroef (A) naar rechts tegen de richting van de wijzers van de klok draaien, onderste kogelkop-
schroef (B) naar rechts in de richting van de wijzers van de klok draaien.
Draai de kogelkopschroeven (A) en (B) via de kleine zeskantsleutel (D) telkens een kwartdraai en contro-
leer vervolgens het veranderde rijgedrag.
De kleine zeskantopening van de kogelkopschroeven (A) en (B) is alleen zichtbaar als men precies door
de grote zeskantopening van het kunststof tapeind (C) kijkt.
Als de kogelkopschroef boven of onder reeds helemaal in de bovenste of onderste dwarsarm is ingedraaid,
verdraait u alleen de andere kogelkopschroeven om de vlucht positiever of negatiever in te stellen.
Draai de kogelkopschroeven niet te ver uit aangezien anders de aandrijfas kan uitvallen (resp. de schroef-
draad van de kogelkopschroeven niet meer in de dwarsarmen blijft).
Wielvlucht aan de achteras instellen:
De verstelling van de wielvlucht gebeurt door het ver-
draaien van de schroef (A) van de bovenste draagarmen.
Aangezien deze schroef telkens een linkse en rechtse
schroefdraad heeft, moet u de draagarm voor het ver-
plaatsen van de wielvlucht niet uitbouwen.
Verder bevinden zich aan de achterste fusee (B) meer-
dere verschillende bevestigingspunten voor de bovenste
draagarm.
Als de draagarm op een ander punt worden bevestigd,
verandert dit de wielvlucht bij het in- en uitveren van het
wiel.
De fabrikant heeft hier voor het voertuig reeds een optimale instelling gekozen, daarom moet u het bevestigingspunt
(B) niet wijzigen.