Operation Manual

4WD-
modusschakelaar
Aangedreven wielen
Indicator
Gebruiksomstan-
digheden
Bediening vande4WD-modusschakelaar
(Zie “Bediening vande4WD-modusschakelaar”
verderop in dit hoofdstuk.)
4WD-modus <4LO>
<2WD> Achterwielen
m
-
Voor het rijden op
droge, geasfalteerde
wegen
Het omschakelen tussen de <2WD>- en de <4H>-
stand kantijdens het rijdenplaatsvinden.
Het controlelampje verandertwanneer de
rijmodus gewijzigd wordt.
Het omschakelen tussen de <2WD>- en de <4H>-
stand moet uitgevoerdworden bij een snelheid
onder de 100 km/u (60 mph).<4H>
Vier wielen
m
-
Voor het rijden op
wegen met keien,
zand of sneeuw
<4LO>
Vrij
m
Knippert
Het 4LO-
controlelampje knip-
pertbij het
schakelen tussen
<4H> en <4LO>.
Omschakelen tussende<4H>-standen<4LO>-
stand:
Stop het voertuig, trap de koppeling (modellen
met handgeschakelde versnellingsbak) en het
rempedaal in en zetdeschakelhendel in de
N-stand (vrij).
Druk in en draaide4WD-modusschakelaar.De
4WD-modusschakelaar zal niet omschakelen
tussen <4H> en <4LO> als de versnelling niet in
de N-stand(vrij) staat of als de autoin
beweging is.
Wacht totdat het4LO-controlelampje niet
meer knippertenblijftbranden/dooftalvorens
udehendel in een versnelling zetofhet
koppelingspedaal vrijgeeft(modellenmet
handgeschakelde versnellingsbak).
Vier wielen
m
Blijftbranden*
Te gebruiken wan-
neer maximaal
vermogen en grip
vereist zijn
(bijvoorbeeld op
steile hellingen of
wegen met keien,
zand of modder).
*: Als de <4LO>-stand wordt geselecteerd, wordt
het ESP-systeem utgeschakeld en gaathet
ESP OFF-controlelampje branden. Zie
“Waarschuwingslampjes,controlelampjes en
geluidssignalen”inhoofdstuk “2. Instrumenten
en bedieningen”.
Starten en rijden 5-23